Episoder

  • In zijn laatste woord geeft Peter Plasman zijn (juridische) visie op de rol van Maurice de Hond bij de Deventer Moordzaak, de stand van zaken  en de aanpak van de Deventer Mediazaak. Met een opvallend  slotwoord van mevrouw Waisvisz, waarvan het veelbetekenend is dat die  de Deventer Mediazaak niet gehaald heeft.

  • Manglende episoder?

    Klik her for at forny feed.

  • Tot slot Ernest Louwes, die zijn kant van het hele verhaal vertelt. Is hij die koelbloedige moordenaar, die het OM van hem gemaakt heeft, en is veel van wat hij vertelt gelogen? Of is hij het slachtoffer van tunnelvisie van het onderzoeksteam en het OM en de framing van de betrokkenen in de media, zoals Eikelenboom van het NFI, die verantwoordelijk waren voor zijn veroordeling tot 12 jaar?

  • In de podcast de Deventer Mediazaak wordt heel selectief gebruik gemaakt van de informatie, cruciale informatie aan de luisteraar onthouden en belangrijke vragen niet gesteld. Als je de ontbrekende informatie wel krijgt, dan ben je beter in staat om een oordeel te vormen of Maurice de Hond inderdaad de schoft is van de Deventer Moordzaak. Met als slot het terugkijken van Maurice de Hond op zijn rol in deze zaak sinds 2005.

  • Nadat half oktober 1999 het onderzoek zich volledig richtte op Louwes, werd het onderzoek naar Michaël de Jong abrupt gestopt. Diverse onderzoekslijnen zijn niet vervolgd, vele vragen zijn niet gesteld. Wat wist men wel? Wat had men kunnen weten als de juiste vragen wel waren gesteld? En waarom werden die vragen niet gesteld?

  • Op de Plaats Delict waren er diverse zeer belangrijke aanwijzingen, die door het onderzoeksteam niet zijn onderkend of niet zijn onderzocht. Toch zeggen zij veel over de gang van zaken bij de gruwelijke moord en wat de dader toen bezielde.
     
    Bij het bekijken van de foto’s van de PD en de rapporten van de Technische Recherche, blijkt op de Plaats Delict allerlei belangwekkende informatie door het onderzoeksteam niet onderkend te zijn of genegeerd. Toch kunnen die van groot belang zijn bij het onderzoek naar de gruwelijke moord. In deze aflevering komen aan de orde:
     
    • De weduwe is nadat ze was gewurgd in de gang, versleept naar onder het schilderij van haar man en daar heeft de moordenaar minimaal vijf keer op een zeer bewuste wijze in haar hart gestoken, terwijl ze vrijwel zeker al dood was.
     
    • Een braadslee, met daarin kostbare zaken van de weduwe, was van de zolder verplaatst, waar die normaliter verborgen staat,  naar een andere plek in huis. Een boekje waarin de weduwe opschreef aan wie ze geld leende, is niet teruggevonden.
     
    • Van de telefoonbeantwoorder van de weduwe waren diverse gesprekken verdwenen. Dat is gedaan door de weduwe zelf of door de moordenaar.
     
    • Wat zou er gebeurd kunnen zijn met de vleeswaren, die de weduwe de dag van de moord had gekocht en die toen ze gevonden werd, niet in de ijskast lagen?
     
    • Hoe kon het OM de opengemaakte wijnfles toch als belastend aanmerken voor  geheelonthouder Louwes?
     
    • Hoe groot is de kans dat in twee anonieme briefjes, die in handen zijn gekomen van het onderzoeksteam, het zinnetje “Maar toch wil ik u….” staat als die briefjes niet dezelfde auteur hebben?
     
    • Waarom is er niet door gerechercheerd op de ”enge man” die om 21:40 uur dicht bij het huis van de weduwe was aangetroffen, terwijl men belangwekkende aanvullende informatie had?
     
    Dat een forensisch psychiater, die Louwes in januari 2000 had onderzocht, een positief rapport over hem schreef, was volgens het OM een bewijs, dat Louwes hem had misleid.
     
    Terwijl deze informatie voor de ervaren rechercheurs/opleiders van de Politie Academie veelbetekenend was, wordt die tot dusverre door OM, onderzoeksteam en media genegeerd.
     
    Wellicht dat het Cold Case Team dat 2 jaar geleden (!) de opdracht kreeg van de Hoge Raad om de Plaats Delict te bestuderen ten behoeve van een nieuw herzieningsverzoek van Louwes, ook vaststelt welke relevante informatie destijds door het onderzoeksteam is gemist.

  • Het DNA op de blouse speelde een cruciale rol bij de veroordeling van Louwes in Den Bosch en is bepalend voor de beeldvorming. Maar hoe hard is dat bewijs eigenlijk? Hoe kan de blouse van het slachtoffer nieuwe bloedvlekken hebben gekregen? Welke mishandelingen heeft de blouse van de weduwe ondergaan en hoe ging het NFI daarmee om?
    Als je Richard Eikelenboom (destijds werkzaam bij het NFI) moet geloven op basis van hetgeen hij de laatste jaren over het gevonden DNA van Louwes vertelt, zou er maar één conclusie mogelijk zijn: het DNA van Louwes kan op de aangetroffen plekken op de blouse van de weduwe alleen tijdens de moord op gekomen zijn.
    Maar als je zijn verklaringen nu afzet tegen de bevindingen van het NFI uit 2003-2004, dan worden er heel andere dingen gezegd dan toen. Prof. Krane, een grote Amerikaanse DNA-deskundige, die het DNA bewijs in 2006-2007 intensief heeft onderzocht, geeft aan dat er geen harde conclusies op basis van het gevonden DNA getrokken kunnen worden over de schuld van Louwes.
    Het NFI zelf gaf al in 2003 bij het begin van het proces van Louwes aan, dat er geen harde conclusies getrokken konden worden. Maar nadat in 2006 door het NFI zelf is geconstateerd dat er vele nieuwe (bloed-)vlekken op de blouse waren gekomen, die er nog niet waren op de plaats delict, viel helemaal de bodem onder de conclusies van Eikelenboom weg. Bij het volgen van het traject van de blouse tussen Plaats Delict op 25 september 1999 en het moment dat het DNA-onderzoek bij het NFI eind 2003 begon, blijken er allerlei (mis-)handelingen verricht te zijn, die gezorgd kunnen hebben voor allerlei vormen van (cross-)contaminatie. Waardoor iedere zekerheid ontbreekt dat op de locaties waar DNA-sporen werden gevonden, dat DNA zich daar ook bevond op 25 september 1999.
    Het NFI had ook nog gezondigd tegen haar eigen uitgangspunt: onderzoek pas een bewijsmiddel als je er zeker van bent dat het in de tussentijd is behandeld conform de voorschriften.
    Er bleek niet veel DNA gevonden te zijn van Louwes en het argument dat er van niemand anders DNA gevonden is dan van Louwes, zegt weinig. Van veel veroordeelden in de gevangenis is geen DNA gevonden. Nog los van het feit dat het vest dat de weduwe over de blouse aan had en haar broek weggeraakt zijn en men dus niet weet welke sporen die bevatte.En passant wordt beschreven hoe bij het hof in Den Bosch het financiële motief uit het arrest is gehaald. Doordat een Proces Verbaal van een bankemployee uit Lelystad in 2000 weggehouden was bij het hof in Arnhem. Daarin verklaarde ze dat Louwes een nieuwe rekening wilde openen t.b.v. de stichting, maar dat, omdat er nog geen inschrijving was bij de Kamer van Koophandel, die rekening tijdelijk op zijn naam werd gesteld.

  • Louwes zou gelogen hebben over de plek waarvandaan hij het laatste telefoongesprek met de weduwe had gevoerd. Dat was volgens OM en rechters in Deventer en niet op de A28. Maar hoe zeker is dat eigenlijk? En is de file van 20.00 uur bij Harderwijk eigenlijk niet een hard alibi voor Louwes en het bewijs dat hij niet heeft gelogen?
    Dat het korte telefoongesprek dat Louwes om 20:36 uur gevoerd heeft met de weduwe door een antenne was afgehandeld en Louwes aangeeft dat hij het gesprek van de A28 had gevoerd, wordt door het OM en het hof gezien als bewijs dat Louwes liegt.
    Maar op diverse manieren wordt aangetoond dat - zeker gezien de bijzondere atmosferische omstandigheden op de avond van de 23e - dit gesprek wel vanaf de A28 gevoerd kon worden.
    Ook is er een verklaring van een zendamateur die daar in 1999 de politie van wilde verwittigen, maar door de politie werd afgepoeierd. Het door Louwes gemelde bedrag dat hij doorgegeven had, 1750 gulden, werd bij de weduwe teruggevonden op een notitieblok.
    De file van 20 uur bij Harderwijk, waarover Louwes gedetailleerd verklaart, en daar op dat tijdstip in 8 jaar nooit had gestaan, is een hard alibi van Louwes, dat hij wel op de A28 reed. Alternatieve verklaringen zijn veel minder waarschijnlijk, dan de constatering dat Louwes daar echt gestaan heeft: hij heeft derhalve een hard alibi. Zeker ook omdat de verklaring van zijn vrouw over zijn thuiskomst na 22 uur op die avond (zie aflevering 2) evident onjuist was.Dus één van de twee bewijsmiddelen van het hof in Den Bosch, te weten de leugenachtigheid van Louwes, is hiermee de facto vervallen.

  • Was Louwes nu wel of niet ’s morgens bij de weduwe geweest? En welke doorslaggevende rol speelt de huishoudster hierbij? Wat is er nu echt gebeurd met het grafrechtendocument en had de weduwe ’s morgens een rode jurk aan of niet? Hoe was Louwes eerder met politie in contact gekomen?
    Louwes vertelde dat hij op 23 september 1999 rond kwart over negen, half tien kort bij de weduwe was langsgegaan voor het afhalen van een grafrechtendocument.
    In eerste instantie gaf de huishoudster van de weduwe aan dat er die ochtend niemand was langsgekomen. Kort na de aanhouding van Louwes gaf ze echter wel aan dat hij langs was geweest, maar wist ze niet meer of het de 23e was geweest of een week eerder.
    Ondanks ook nog andere aanwijzingen van het tegendeel hield het OM vol dat Louwes die ochtend niet bij de weduwe was geweest. Ook toen de huishoudster voor het hof in Den Bosch aangaf dat Louwes die ochtend wél was geweest, vond het OM die verklaring onbetrouwbaar.
    Deels was dat gebaseerd op een misverstand bij het onderzoeksteam over waarom Louwes die ochtend langs gekomen zou zijn. Om een grafrechtendocument te brengen, die hij bij de kerk had opgehaald of om dat grafrechtendocument af te halen, en mee naar kantoor te nemen.
    Zelfs toen na zijn aanhouding het compleet duidelijk was dat Louwes het grafrechtendocument bij de weduwe opgehaald had, bleef het OM Louwes het misverstand van het onderzoeksteam aanrekenen. Tot de Hoge Raad in 2007 aan toe.
    De constatering dat de weduwe op de ochtend van de moord een rode jurk aan had en dus niet de blouse, die ze tijdens de moord aan had, blijkt vanuit de bewijsstukken uit het dossier gelogenstraft te worden. Louwes zelf had aangegeven dat de weduwe een rode jurk of mantelpakje aan had gehad. De huishouder verklaarde niet lang na de moord dat de weduwe die ochtend een blouse aan had gehad.
    Ten slotte wordt besproken of het feit dat de vingerafdrukken van Louwes in het bestand van de politie betekende dat hij een crimineel verleden had. De “verduistering” uit 1994 bleek een document te betreffen dat Louwes aan een klant van het administratiekantoor, waar hij werkte, had toegespeeld. Het document was een bewijs van hoe die klant ernstig tekort werd gedaan door zijn werkgever. Het een en ander leidde niet tot vervolging van Louwes. De klant in kwestie heeft daarover ook een heel positieve verklaring afgelegd over Louwes.

  • Louwes’ alibi dat hij om 21 uur thuis kwam, werd niet door zijn vrouw bevestigd. Hij zou thuis hebben gegeten, weg zijn gegaan en na 22 uur thuis zijn gekomen. Maar wat stelde de politie vast en hoe ging het OM ermee om?
    Het alibi van Louwes was dat hij rond 21 uur thuis was gekomen op de avond van de moord. Toen zijn vrouw de dag na zijn arrestatie op 19 november werd gevraagd hoe laat hij de avond van de 23e september was thuisgekomen, bepaalde ze dat op basis van de huisagenda. De aantekening was onduidelijk en zij concludeerde dat Louwes eerst om 18 uur was komen eten en daarna weer weg was gegaan. Tussen 22 en 23 uur zou hij dan thuisgekomen zijn.
    Toen het onderzoeksteam de agenda van Louwes van die dag naliep, werd het duidelijk dat de vrouw van Louwes zich moet hebben vergist. Om 17:15 uur was hij weggegaan bij een klant in Lelystad, die daar heel zeker van was, en rond 18:30 uur moet hij bij een klant in Amersfoort zijn geweest en om 19 uur bij een cursus in Utrecht.
    Maar omdat de klant in Amersfoort de enige was die niet meer exact wist wanneer Louwes was geweest en die als één van de drie mogelijkheden aangaf dat hij om 17 uur langs was gekomen, gebruikte het OM dit als bewijs dat Louwes toen in Amersfoort was geweest. En vervolgens naar Lelystad was gereden om met zijn gezin te eten en daarna naar Utrecht was gegaan.
    Dat Mevrouw Louwes in tweede instantie aangaf zich vergist te hebben, kwam haar ook nog op een aankondiging van vervolging wegens meineed te staan.
    Als de vermelding op de huisagenda nauwkeurig wordt bekeken, dan is de bron van de verwarring van mevrouw Louwes duidelijk en een onderbouwing van het feit dat Louwes om 18 uur niet thuis in Lelystad had gegeten.

  • Het verloop van de zaak tot aan de uitspraak van de Hoge Raad in 2003. Hoe kon Louwes via een geurproef verbonden aan een mes, dat niet het moordwapen was, toch tot 12 jaar worden veroordeeld?
    Via de uitzending van Opsporing Verzocht van 19 oktober 1999 wordt een indruk gegeven van wat de politie op 25 september 1999 had aangetroffen in het huis van weduwe Wittenberg.
    Na eerst het onderzoek vooral op Michaël de Jong gericht te hebben, ging in de derde week van oktober de aandacht van het onderzoeksteam volledig op Ernest Louwes. Verschillende brokken informatie die over hem binnenkwamen, maakte hem ernstig verdacht.
    Op 19 november werd hij aangehouden en toen op 30 november zijn geur via geurhond Spike werd gekoppeld aan een mes dat op 1 kilometer afstand werd gevonden, was de zaak voor het Openbaar Ministerie rond en werd hij voor de rechter in Zwolle gebracht.
    Die sprak hem in maart 2000 vrij. Het Hof te Arnhem veroordeelde hem eind 2000 echter tot 12 jaar gevangenisstraf. De kernpunten van hetgeen het OM tegen hem inbracht heeft, is in deze aflevering te horen.
    Toen echter in 2003 de Hoge Raad had vastgesteld dat het mes niet het moordwapen kon zijn werd het arrest tegen Louwes vernietigd en werd hij vrij gelaten.
    Eind 2003 stond hij voor het Hof in Den Bosch waar mes en geurproef werden vervangen door de (DNA-)sporen van Louwes op de blouse van de weduwe. De plek waarop die gevonden zijn, duidt volgens het NFI erop dat die sporen tijdens de moord op de blouse zijn gekomen.
    In de rest van de aflevering wordt dieper ingegaan op hoe het mogelijk kan zijn dat Louwes veroordeeld is op basis van een mes, dat hij nooit in handen heeft gehad. Hoe onder andere het OM bij de rechters volhield dat het onderhavige mes het moordwapen kon zijn. En dat terwijl grondig onderzoek om dat met zekerheid vast te kunnen stellen, nooit was uitgevoerd.
    Plus dat vanaf 2006 is gebleken dat bij de geurproef de hondenbegeleiders jarenlang fraude hadden gepleegd. Ondanks het feit dat de hondenbegeleider bij de twee geurproeven niet mocht weten welke buisjes van de verdachte waren, kreeg hij wel die informatie vooraf. Naar schatting zijn in 20 jaar 800 verdachten via deze vorm van fraude gekoppeld aan een voorwerp, dat bij een geweldsmisdrijf gebruikt was.
    Louwes was 1 van deze 800 die onterecht met zijn geur aan het mes werd gekoppeld, terwijl dat mes niet het moordwapen was en Louwes dat mes nooit in handen had gehad.

  • Een inleidend gesprek over doel en opzet van de podcast, de grote impact van de Deventer Mediazaak bij de beeldvorming over de hoofdpersonen en hoe Maurice de Hond terugkijkt op zijn eigen rol.