Episoder

  • Op 1 januari, de octaafdag van Kerstmis, wordt het oudste Mariafeest van de Romeinse liturgie gevierd. Waar Kerstmis de nadruk legt op de menswording van het Woord, wordt nu de rol van de Maagd, de Moeder Gods, onder de aandacht gebracht. We hoorden het al in de openingshymne: “Hem, die de hele schepping draagt, Hem draagt de zuiv’re Moedermaagd.” Die aandacht voor de Moeder Gods schuift het Christusmysterie niet opzij. De zinsbouw alleen al maakt het duidelijk: alle nadrukt valt op Hem, die de hele schepping draagt. Want precies door Hem te ontvangen is Maria de plaats van genade, de schoot van onze redding. Dát is wat de hymne bezingt: “Wie zon en maan naar ord’ en tijd gehoorzaam zijn in dienstbaarheid, ontvangt Maria in haar schoot.” De aandacht voor haar rol is ook de focus van Gregorius de Wonderdoener in zijn preek, als hij overweegt hoe zij bij het hele mysterie aanwezig is, en alle gebeurtenissen – de herberg, de kribbe, de herders, de ster… – met een gelovig oog aanschouwt. Verwijzend naar het evangelie van deze feestdag schrijft hij: “De heilige Moeder van God bewaarde al deze herinneringen en overwoog ze bij zichzelf. Is haar hart niet de bewaarplaats van alle mysteries?” En hij besluit al biddend: “O allerheiligste Maagd, gij zijt niet hoog genoeg te eren, want uit u heeft God het vlees aangenomen om als mens geboren te worden. Gij zijt de ware cherubijnentroon geworden. Door u, vol van genade, openbaart de heilige Drie-Eenheid zich in de wereld.” Daarom begint hij zijn preekt met het Psalmvers: ‘De hemel boog neer en de Heer daalde af.’ Waar daalde Hij af, is de vraag die we dan kunnen stellen? Het antwoord is vandaag glashelder: in de schoot van de Moeder Gods natuurlijk, en wel als op een troon, om daar, gezeten als een weerloze, machthebbers van hun troon te stoten en armen en kleinen groot te maken. Daarom zingen we in deze podcast met Maria het Magnificat: “Ik zing van ganser harte voor de Heer, ben opgetogen om mijn God en redder.”

    Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met toestemming van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.

  • Met deze podcast voor het feest van Christus-Koning sluiten we het liturgische jaar af. “Christus de aanvang, Christus het einde, Christus in eeuwigheid,” zingen we. Hoewel het feest zelf recent is, is het toekomstvisioen van Christus als koning van het heelal een fundamenteel geloofsperspectief.

  • Manglende episoder?

    Klik her for at forny feed.

  • In deze podcast voor het feest van Transfiguratie zingen we twee Byzantijnse gezangen. Daarin klinkt in enkele zinnen hoe de gedaanteverandering het moment is waarop de volle luister doorbreekt van wie Jezus feitelijk is. Dit is het moment waarop Hij ‘zijn glorie laat zien.’ De homilie van Anastasius borduurt precies op dit thema verder. Wie staat er immers naast Jezus op de Taborberg bij de gedaanteverandering? Mozes, de man die in de woestijn de brandende braamstruik naderde “om dat wonderlijke schouwspel te onderzoeken,” de man die later, tijdens de uittocht, vroeg aan God – die wel aanwezig was, maar steeds op verborgen wijze – : “Toon mij uw heerlijkheid.” Wel, dit is het moment, de gedaanteverandering op de berg Tabor, waarop die bede van Mozes in vervulling gaat, en wij allen, samen met hem, Gods heerlijkheid aanschouwen. “Hij was opgetogen en genoot,” zegt Anastasius, “want hiernaar had hij altijd al verlangd. Hij stond daar aan de rechterhand van de Allerhoogste; hij geraakte hevig buiten zichzelf, zoals toen hij de braamstruik zag, sprakeloos en verbaasd over de aanwezigheid van de Heer. (…) Hij zei: ‘Nu zie ik U die werkelijk zijt, altijd en bij de Vader, en die op de berg gezegd hebt: Ik ben die ben. Ik zie dat wonderlijk schouwspel (…) en ik verberg niet meer mijn gelaat, maar zie van aangezicht tot aangezicht.”
    Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met toestemming van de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.

  • De veelvuldige H. Hart-colleges, -ziekenhuizen en andere H. Hart-instellingen getuigen van de grote verspreiding die de devotie voor het H. Hart kende eind 19e - begin 20e eeuw. De tijden zijn echter zo veranderd dat we vandaag nog moeilijk door de verouderde taal van het liturgische feest, en door de sentimentaliteit van de beelden die erbij horen heen kunnen kijken, naar de diepe wortels ervan. In deze podcast willen we er enkele terug blootleggen.

    Daarvoor moeten we ons eerst laten raken door het beeld van het hart. Het doet ons afdalen naar het levende centrum van de innerlijke mens, waar alle tegenstellingen die wij neigen te maken tussen denken en voelen overstegen worden. Hier zijn we bij wat er ten diepste speelt in een persoon, niet slechts zijn opvattingen of gevoelens, maar iemands wezenskern.

    Nu kunnen we kijken naar Jezus. Zijn ménsenhart is ook Góds hart, aangezien in Hem “de liefde die God is zich onder ons heeft geopenbaard”. Daarom is Hij “zachtmoedig en nederig van hart,” en spreken we van zijn heilig Hart. Dit hart is de peilloze afgrond van Gods onmetelijke liefde waarvan de Schriftlezingen van het H. Hart-feest telkens spreken.En als dan op het kruis Jezus’ zijde wordt doorboord, wellen uit die diepe bron ‘stromen van levend water’ op.

    Dat doet ons Kantiek 31 uit het Abdijboek zingen, het is het loflied uit Jesaja (hoofdstuk 12) dat op verschillend grote feesten klinkt in de liturgie, en zo ook op het feest van H. Hart (in het B-jaar): “Met vreugde zullen we water putten uit de bronnen van heil” (Jes. 12,3).

    In de preek van Bonaventura klinken vervolgens een waaier aan klassieke motieven die bij heel wat vroege schrijvers met elkaar worden verbonden als ze stilstaan bij de diepte die wordt aangeboord als de lans naar Christus’ binnenste stoot. Bonaventura schrijft: “Uw diepte is zonder bodem, uw hoogte zonder grens, uw wijdte is niet te omschrijven, uw zuiverheid is onverstoorbaar.” Als Christus in de doodsslaap sluimert, maakt God óns uit zijn zijde – wij Eva, wij de Kerk, wij vinden in de opening in Christus’ zijde de rotsholte waarin we kunnen we schuilen. Christus aan het kruis is voor ons de rots waarop Mozes sloeg en waaruit nu water stroomt. Hier vloeien de paradijsstromen, de stromen van het nieuwe Jeruzalem waarvan de psalmen jubelen en zingen.

    Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met toestemming van de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.

  • Schatkamer van de liturgie: Vasten (Derde vastenzondag)

    In deze podcast voor de vasten zingen we het Byzantijnse gezang ‘Open voor mij de poorten van het berouw.’ De tekst is van een anonieme schrijver en legt een gebed in de mond van een rouwmoedige zondaar, of op de lippen van een overledene, en doet daarom denken aan ons Latijnse Dies Irae – maar dan zonder de nadruk op de verschrikkingen van de oordeelsdag. Hier primeert Gods goedheid, zijn “grote tederheid en medelijdende liefde.” We kloppen aan de poort naar Gods barmhartigheid, die het berouw voor ons is. Het berouw is als een poort waarlangs we terug binnengaan bij onze Heer, de “bon van het leven.” Het gebed zingt: “Ontferm U over mij, o God, in uw grote goedheid, in uw onmetelijke barmhartigheid, vergeef mij mijn zonde.” Eigenlijk is het één groot kyrie eleison. Dat blijkt ook uit de slotregel: “Ik roep uit zoals David, ontferm U over mij, o God, in uw grote goedheid.”

    De preek van Johannes Chrysostomos bevestigt dat we zo mogen bidden en dat we mogen vertrouwen op die goedheid. “God is goed voor alle mensen,” klinkt het. “Maar Hij toont zijn barmhartigheid bij voorkeur aan de zondaar.” Waarom? Omdat die zijn barmhartigheid het meeste nodig heeft. Bij God speelt niet de menselijke nood om een krenking te compenseren. Integendeel, zegt Chrysostomos: “Als God een mens ziet vallen, reikt Hij hem de hand van zijn goedheid.”

    De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met toestemming voor tekstgebruik van de Interdiocesane Commissie voor Liturgie.

  • Treed in het licht van Lichtmis, samen met de oude Simeon die jubelt dat hij met eigen ogen het heil heeft aanschouwd als hij het Kind ziet in de tempel. Beluister de nieuwe aflevering van de podcast Schatkamer van de liturgie.

  • De proloog op deze podcast heeft de toon gezet: door de menswording komt de Heiland in onze geschiedenis binnen. En zo worden onze menselijke tijd en vleselijkheid verbonden met de goddelijke alomvattendheid van het eeuwige Woord. Die onmogelijke verbinding bezingen we met kantiek 76 uit het Abdijboek. Het is een toonzetting van het evangelie van de dagmis van Kerstmis, de proloog van het Johannesevangelie: “Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond.” En hoewel Hij het leven is en het ware licht voor de mens, merkt de proloog op, hebben we ons van Hem afgewend: “Hij was in de wereld; de wereld was door Hem geworden, maar de wereld erkende Hem niet.”

    “Je hebt je van mij afgewend en daardoor heb je het leven verloren,” zegt de Heer ook in de preek van bisschop Augustinus van Hippo († 430). Maar wat een wonderlijke uitwisseling stelt onze Heiland in de menswording voor! Ik neem je dood op Mij, neem jij in ruil mijn leven aan! “Laten we een ruilovereenkomst sluiten: Ik krijg van jouw kant de dood. Jij krijgt van mijn kant het leven.”

    De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Hoofdcantor: Pieter Stevens. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL om de toestemming voor het gebruik van de gezangen.

  • Een kerk is niet zomaar een gebouw. Het is een plaats met een bijzondere geladenheid. Niet enkel omdat er grote rituelen plaatsvinden rond leven en dood die het leven markeren. Ook de gewone kabbelende regelmaat van vieringen en gebed zorgt voor een vertrouwdheid met de plaats en een door de jaren groeiende genegenheid. Zo wordt de kerk een heilige plaats, waar de wereld openbreekt en we in contact komen met een aanwezigheid die haar richting en zin geeft. “Dit is de kerk van God, het ware huis van zijn blijvende zorg, zijn eigen hemels hof waar Hij woont, omringd door heiligen en engelen, een huis waar Hij ons binnenleidt als nieuwe mensen, herboren in de Geest.” De intieme gevoelens die we koesteren voor een kerk zijn dus geen andere dan die waarover de psalm spreekt die de liturgie ons biedt bij het feest van kerkwijding: “Hoe lief is mij uw woning, Heer der hemelmachten.” De antifoon uit het Abdijboek legt ons de woorden van Jakob in de mond, die ontwaakt uit zijn droom waarin hij engelen een ladder ziet opklimmen en afdalen, en uitroept: “Ontzagwekkend is deze plaats; dit is het huis van God en de poort van de hemel.” Zo ontzagwekkend is een kerk, zegt de grote, recent heilig verklaarde 19e-eeuwse theoloog en Vaderkenner John Henry Newman in zijn preek. “We kunnen er binnentreden en onze plaats innemen in de gemeenschap van de heiligen, Gods hemelse familie.” Het is onze poort naar het koninkrijk der hemelen, omdat ze ons brengt naar de nieuwe gemeenschap die ontstaat in geest en waarheid wanneer we als “christenen samen zijn in Christus’ naam”.

    Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

  • Het grootste apostelfeest is een dubbelfeest. We vieren de twee steunpilaren van de Kerk: Petrus en Paulus. We vieren ze niet op een dag die herinnert aan een van hun menselijke verdiensten in de prediking als apostelen, zoals een beroemde toespraak, maar op de dag van hun grootste belijdenis, het bovenmenselijke getuigenis van het martelaarschap. Petrus en Paulus zijn volgens de traditie immers in een wonderlijke eenheid omgebracht op dezelfde dag – weliswaar niet in hetzelfde jaar. Deze feestdag is dus geheiligd door hun bloed. Dat is op z’n minst een verbazingwekkende uitspraak, als ze al niet stuitend is. Hoe kan zoiets aanleiding tot feest zijn? Kantiek 80 uit het Abdijboek verbindt hun getuigenis met de tekst uit de Romeinenbrief: “Wie of wat ter wereld zal ons scheiden van Christus’ liefde?” De preek van Augustinus helpt ons verder te begrijpen wat de roem van de martelaren is. Niet hun lijden of hun heldendaad, maar precies dat ze ons met zo veel duidelijkheid voor ogen stellen dat niets ter wereld ons kan scheiden van Christus’ liefde. Zelfs het zwaard niet. We vieren dus niet hun geboorte in de wereld en wat ze daar, zoals wij allemaal, met vallen en opstaan hebben verwezenlijkt, maar hun definitieve wedergeboorte in Christus. “Dat is de zaak waar het om gaat, daarom vieren wij graag de plechtige feesten van de martelaren. Laten wij in hen niet hun lijden vieren, maar de reden van hun lijden”: Christus’ liefde.

    Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

  • In deze podcast klinkt de vreugde en verwondering om het paasmysterie zoals de Byzantijnse liturgie die laat schallen in de metten van Pasen. In deze metten van Pasen, die in de vroege ochtend worden gevierd, nog voor de dageraad, en die uitlopen op het vieren van de H. Eucharistie, bij zonsopgang, wordt de paascanon van Johannes van Damascus gezongen. De verrijzenisvreugde van de dienst klinkt ook in de homilie toegeschreven aan Johannes Chrysostomos, die elk jaar in deze paasnacht gelezen wordt. Aan allen wordt de vreugde van Pasen verkondigd, hoe miniem ons werk in de wijngaard van de Heer ook was. De Heer is ruimhartig en zegt: “Treed allen tot de vreugde, de feesttafel staat klaar.” De dood wordt overwonnen door de zachtheid van de liefde.

    Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

  • Goede Vrijdag is één van de meest beklemmende dagen van het liturgische jaar. Traditioneel worden in de vroege ochtend de Klaagzangen gezongen. Ze zijn genomen uit het kleine Bijbelboekje Klaagliederen, dat treurt over de verwoesting van de stad Jeruzalem.

    De toon ervan komt overeen met de sfeer van de gehele vastentijd, waarin onze menselijke ellende, het stof en de as waarin we zitten, wordt aangevoeld als een oproep tot bekering: “Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God,” is het klassieke vers dat de Klaagzangen begeleidt. Opmerkelijk is ook dat elke paragraaf begint met een volgende letter uit het Hebreeuwse alfabet, die als een soort klagende zucht wordt opgenomen in de vertaalde tekst. In deze podcast klinken de drie eerste letters, en de zevende tot de elfde.

    Omdat de klacht doorheen het boek Klaagliederen langzaam overgaat van een klacht over Jeruzalem, naar een klacht van het lijdende ‘ik,’ kan de Kerk niet anders dan er de stem in horen van haar lijdende Heer, “de man die ellende aanschouwde,” zoals de hier gezongen versie zegt: “Hij moet in eenzaamheid zwijgen, zijn mond in het stof drukken, zijn wangen bieden aan hem die hem slaat, verzadigd worden van smaad.”

    Maar in die diepste ellende wordt toch tegelijk van een smekende hoop op God gesproken. De toonzetting die we kozen, vat die samen en geeft ze een zekere nadruk door het kruiswoord: “Vader, in uw handen beveel ik mijn geest.” In de commentaar van Marcellus van Ancyra wordt benadrukt hoezeer Christus zich in zijn lijden met onze menselijkheid vereenzelvigt en al ons lijden het zijne wordt, zodat omgekeerd ook wij in ons lijden de zijnen worden. Marcellus schrijft: “Wanneer Hij op het kruis zegt: ‘Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest’ (Lc 23,46), beveelt Hij de Vader, door middel van zichzelf, alle mensen aan,” wij dus, “die in Hem het leven krijgen.”

    Deze podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent. Met dank aan de Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie (IWVL), Abdijboek ©Stichting I.W.V.L. Arnhem/NL en de Interdiocesane Commissie voor Liturgie – met toestemming.

  • In deze podcast klinkt het troparion van de Doop in de Jordaan uit de orthodoxe traditie. Een troparion is oorspronkelijk een soort refrein dat herhaald werd tussen gereciteerde psalmen of kantieken. Maar later kregen sommige van deze gezangen een eigen functie als hymne bij het feest dat ze bezingen. Het is een heel eigen liturgisch en poëtisch genre, zoals u zal horen. De Bijbelse scène van de doop van de Heer in de Jordaan wordt geactualiseerd in de hymne, door het als mysterie te belijden, en er vol eerbied bij te verwijlen.

    In de preek horen we bisschop Gregorius van Nazianze aan het woord. Hij is één van de grote kerkvaders uit de bloeiperiode van de 4eeeuw, afkomstig uit Cappadocië – het huidige Turkije. De traditie heeft hem de naam “de Theoloog” gegeven wegens de diepe blik die hij had op het mysterie en de prachtige taal die hij ervoor gebruikte. Ook hij voert ons naar het doopverhaal en doet ons met aandrang kijken wat daar geschiedt, om er vervolgens deel aan te krijgen: “Christus laat zich dopen; laten wij met Hem afdalen om met Hem op te stijgen.”

  • In deze donkere dagen zien we uit naar het licht. Hoor in onze podcast voor de laatste dagen van de advent de hunker van de Kerk die met de o-antifonen zingt: “Kom ons nabij om nacht en dood te breken!”

  • Beluister de paradoxale hemelse lofzang van onze heiligheid terwijl de herfstbladeren onze kerkhoven bedekken, in de aflevering van onze podcast voor Allerheiligen.

  • In deze podcast voor Pasen klinkt een Nederlandstalige bewerking van de sequentie Victimae Paschali Laudes, “Voor het offerlam van Pasen, lofgezang.” Zo’n sequentie is een traditioneel Latijns gezang dat in de eucharistie de evangelielezing voorafgaat. De middeleeuwse liturgie was er rijkelijk mee gestoffeerd, maar vandaag zijn er nog slechts enkele bijzondere gelegenheden waarbij een sequentie voorzien is. En de plechtige eucharistie van Paaszondag is er daar één van. We hebben gekozen voor een Nederlandstalige versie op basis van de gregoriaanse melodie: “Voor het offerlam van Pasen, christenen, zingt uw lofzang.” De tekst koppelt de kosmische strijd tussen leven en dood, die werd gevoerd in het offer van het Lam, aan de paasevangeliën, die in slechts enkele lijnen – over Maria, het lege graf en de engelen – heel levendig opgeroepen worden.

    De paaspreek van de 4e-eeuwse bisschop Gregorius van Nazianze  uit Cappadocië verbindt dit grote mysterie met onszelf: “Christus is verrezen uit de doden, sta ook gij op!”

  • Beluister de nieuwe aflevering van de podcast Schatkamer van de liturgie, over het feest van Kruisverheffing.

    Op 14 september, veertig dagen na het feest van de Gedaanteverandering, vieren de kerken van Oost en West Kruisverheffing. Het is een heel oud feest, dat teruggaat tot 335. Na de inwijding van de nieuw gebouwde verrijzeniskerk in Jeruzalem, werd de volgende dag, op 14 september, het heilig kruis plechtig ter verering aan de gelovigen aangeboden. Het was negen jaar eerder door keizerin Helena teruggevonden in een met puin gevulde kuil vlakbij Golgotha. Vanuit Jeruzalem brachten de pelgrims het feest mee, en het verbreidde zich vanaf de 5e en de 6e eeuw ook in het Westen.

    Het feest biedt de gelegenheid het mysterie van het kruis, het teken dat voorgoed samenvalt met de liefde van God, te overwegen. Het reddende kruis staat voor de reddende liefde van God, ons betoond in Christus, in zijn sterven en verrijzen.

    Dit mysterie van redding wordt prachtig uitgezegd in een vroege homilie uit de invloedssfeer van Hippolytus van Rome (3e eeuw). De dichter verbindt het liefdewerk van Jezus met de aloude symboliek die universeel aan de kruisvorm is gegeven. Het kruis is een teken dat verbindt. Ons kruis is de boom die van de aarde reikt tot in de hemel.

    We begeleiden de tekst met een gezang uit de vooravondvespers van de Byzantijnse liturgie. De strofe roept de geheimvolle voorafbeeldingen op uit het Oude Testament. Het refrein, de eerste verzen van Psalm 93, verheffen het kruis tot een koningstroon.

    De podcast is een initiatief van het Leerhuis van de kerkvaders en het CCV in het bisdom Gent.