Episoder

  • Bekering

    ‘God wendt zich tot de mens en daarom wendt de mens zich tot God,’ stelt dr. H. Goedhart in zijn boekje ‘Rondom het geloof’. Dit betekent dat jij als jongere niet het eerste aan zet bent, als het gaat om genade. Wanneer bij jou iets begint te leven, is het de Heere die je daartoe wakker roept. De oproep tot bekering komt daarbij rechtstreeks tot jou, het gaat dus niet buiten je om. Met belijdenis van schuld en een gebed om genade vlucht je tot Christus. Dat doe je niet met opgeheven hoofd, maar in het besef dat de Heere rechtvaardig is in Zijn oordeel over jouw leven. Goedhart: ‘De eis van bekering is een genade van God. Hij houdt Zich met verloren mensen bezig en roept hen tot Zich.’ Dit betekent dat de bekering zowel gave als eis is. Je krijgt het, maar de Heere vraagt het ook van je. Daarbij ben je niet alleen met je wil, gevoel of verstand betrokken; maar helemaal.

    Als jij op Gods roepstem tot Hem vlucht om genade, ga je tot Christus om behoud. Toen Jezus aan het kruis leed en stierf, gingen onze zonden mee aan dat kruis. Zijn overwinning op de dood, betekent dat zondaren het leven ontvangen. Dit nieuwe leven doortrekt heel je bestaan. Goedhart: ‘Bekering is levensvernieuwing, een totale afkeer van de zonde, een gevonden worden, een overgaan uit de dood tot het leven.’ Je wordt tot kind aangenomen en in Christus ingeplant. Dit betekent dat je voortaan één bent met Hem. Als die onvoorwaardelijke liefde je vervult, ervaar je nog dieper hoeveel zonden jouw hart bevuilen. Genade stuwt in je hart een verlangen naar heiligheid omhoog.

    Beproeving

    De Heere beproeft gelovigen, zodat ze dieper hun vertrouwen leren stellen in Hem. Dr. F.W. Krummacher schreef een bekend boek over Elia. Deze profeet moest leren alle zekerheden op te geven, op Gods bevel. Krummacher: ‘Als het Woord van de Heere tot ons komt, dan worden we bezocht door niets minder dan Gods eeuwige liefde en ontferming; want het Woord van de Heere is Christus.’ Als de Heere tot ons spreekt en roept, dan richt Hij je oog dus op Jezus. Dat vernieuwt je van binnenuit, door de Heilige Geest.

    Terwijl jij in een periode van beproeving wellicht het gevoel hebt dat alles mis gaat, draagt de Heere je door de pijn heen. Krummacher: ‘Hij van Wie de liefde sterker is dan de dood, zal je weg vlak maken, omdat Hij je liefheeft. Voor Elia was dit niet eenvoudig, maar het leerde hem wel zijn eigen verlangens opgeven omwille van Christus. Krummacher schrijft over Elia als hij bij de beek Krith zit: ‘Hij was stil voor God in nederig geloof; in het geloof wachtte hij en door het geloof kruisigde hij zijn vlees met de verzoekingen en verlangens.’ Dat is wat de Heere ons leert. Sterven aan onze verlangens en leven van wat Hij geeft.

  • Begin vandaag met het lezen van de Bijbel. ‘Door het je voor te nemen, te wensen, een besluit te nemen, te bedoelen of daarover te denken, kom je geen stap verder.' Je moet werkelijk gaan lezen. Net zo min als dat het bij bidden het geval is, gaat het lezen van de Bijbel niet zomaar vanzelf. Lees de Bijbel met het oprechte verlangen die te begrijpen. ‘Je moet geen moment denken dat het erom gaat zoveel mogelijk bladzijden te lezen en dat het er niet toe doet of je die wel of niet begrijpt.’ Volgens Ryle wordt het lezen van de Bijbel dan slechts een vorm. Hij adviseert om te lezen als een goudzoeker die in de grond graaft. Door steeds de vraag te stellen: ‘Wat betekent dit eigenlijk?’Lees de Bijbel met een kinderlijk geloof en in alle nederigheid. ‘Als je de Bijbel leest moet je ook je hart openstellen en zeggen: “Spreek Heere, want uw dienstknecht hoort.” Neem je voor om alles wat je leest te geloven, hoezeer dit ook tegen je eigen vooroordelen mag ingaan.’ Volgens Ryle gaat Bijbellezen niet over het aannemen van wat leerstellingen. We zijn geen rechter over het Woord. Wie bidt, spreekt tot een luisterende God. Ryle: ‘Bedenk ook dat als je leest, God tot je spreekt en dat je daar geen commentaar op moet leveren, maar slechts moet luisteren.’Lees de Bijbel in een geest van gehoorzaamheid en pas wat je leest op jezelf toe. ‘Neem jezelf bij de bestudering van de Bijbel dagelijks voor dat je overeenkomstig de regels die daarin staan, zult lezen.’ Volgens Ryle moeten we in praktijk brengen wat er in de Bijbel staat. Lees de Bijbel dagelijks. ‘Maak het tot een gewoonte om iedere dag een gedeelte van Gods Woord te lezen en daarover na te denken. De persoonlijke middelen van de genade zijn iedere dag net zo nodig voor onze ziel, als voedsel en kleding voor het lichaam.’ Ryle adviseert elke morgen manna te verzamelen. ‘Geef de Bijbel het beste en niet het slechtste deel van je tijd.’Lees de Bijbel en doe dat op een ordelijke manier. Ryle is bang dat sommige Bijbelgedeelten vrijwel nooit gelezen worden. De hele Schrift is echter door God gegeven, om ervan te leren (2 Tim. 3: 16). ‘Sommige mensen lezen de Bijbel waarbij ze voortdurend die gedeelten zoeken die hen aanstaan. Ze lezen nooit de hele Bijbel door. Dat is een vergissing.’ Ryle adviseert om het Oude Testament en het Nieuwe Testament tegelijk te lezen, van begin tot einde. Lees de Bijbel oprecht en eerlijk. ‘Neem je voor om alles wat je leest te nemen zoals het er staat’. Ryle geeft onder andere de regel van Cecil door: ‘De juiste manier om de Schrift te verklaren, is die te nemen zoals het er staat, zonder te proberen die in een bepaald systeem te wringen.’Lees de Bijbel met Christus voortdurend voor ogen. ‘Het grote onderwerp van de Heilige Schrift is het getuigenis over Jezus. De ceremonies in het Oude Testament zijn voorafschaduwingen van Christus. De richters en verlossers uit het Oude Testament zijn typen van Christus. De geschiedenis van het Oude Testament laat de behoefte van de wereld aan Christus zien. De profetieën uit het Oude Testament staan vol over Christus’ lijden en van Christus’ heerlijkheid die nog komt.’ Alles wijst volgens Ryle naar de eerste en tweede komst van Christus. Het kruis en de kroon, de komst van het Koninkrijk.

  • Manglende episoder?

    Klik her for at forny feed.

  • Kritiek

    Uiteraard bleef de bediening van de methodisten niet onweersproken. Een pastorale brief van een bisschop in Londen gaf daar uiting aan. Dit 55 pagina’s tellende document was met name gericht tegen Whitefield, maar zou ook van toepassing zijn op de anderen. Men verweet methodisten bijvoorbeeld dat zij spraken van bijzondere omgang met God, meer dan gewone zekerheid en Zijn bijzondere aanwezigheid. Men zou spreken als of men dacht en handelde onder directe leiding van geestelijke inspiratie. Men zou trots zijn op de indrukwekkende gevolgen van hun prediking. Hen werd verweten dat zij claimden de gave van profetie te hebben. Alsof men apostels van Christus Zelf zou zijn. Het werd weggezet als een nieuw evangelie. Men zou gewone voorgangers in een kwaad daglicht stellen, alsof deze hun verantwoordelijkheid niet namen en niet de juiste leer brachten.

    Hoewel zij met name verschillende gebieden dienden, Whitefield en Wesley’s in Engeland; en Rowland en Harris in Wales, was veel in hun bediening gelijk en dus stond het onder dezelfde kritiek. Alleen werd het methodisme in Wales sterk gekenmerkt door het Calvinisme, terwijl vanwege de invloed van John Wesley het Engelse methodisme ook een sterke Arminiaanse lijn in zich droeg.

    Verschillen

    Waren de calvinistische methodisten in Wales het altijd met elkaar eens dan? Was dat maar waar. Al vrij vroeg in de bediening van Rowland en Harris ontstond er verschil van inzicht over de zekerheid van het geloof. De één was bang dat de ander hypocrieten zou voeden; en de ander was bang dat zijn collega zwakgelovigen overvroeg.

    Van beslissende invloed werd een uitgave van het ‘sterven aan de wet of het leven naar het evangelie’ van Ralph Erskine in 1743. Dit werd gezamenlijk uitgegeven met door Rowland geschreven hymns. Evenals het boekje ‘de zekerheid van het geloof’, dat door William Williams vertaald werd in 1759.

    Rowlands positie in deze discussie werd gekenmerkt door zijn overtuiging dat de ervaring van zekerheid van het geloof het werk is van de Heilige Geest. De Geest bevestigd de Schrift in de gelovige, sterkt het geloofsbeginsel in hem, wat tot uiting komt in liefde; en getuigt in het hart van de adoptie, de aanneming tot kinderen.

  • Bijbel

    De Bijbel, het Woord van God, draagt de stem Gods, niet de stem van zoveel mensen, profeten of apostelen, maar de Stem van God, de levende God, de Vader; de stem van God, de levende God, de Zoon; de stem van God, de levende God, de Heilige Geest.

    En nu deze stem van God, die tot ons komt, en tot ons gaat spreken, door het Woord, is noodzakelijk willen we weten Wie ons roept; willen we goed weten waartoe God ons roept; en willen, we het goed weten waarmee Hij ons roept. Dat is noodzakelijk, want het geloof is uit het gehóór, en het gehoor is door het Woord Gods. En nu behaagt het God om deze Bijbel aan de Kerk mee te geven door de eeuwen heen, en door mannen Gods te geven die het Woord verkondigen, die het Woord Gods proclameren, die het Woord Gods uitroepen, die de roeping Gods, de stem van de Bijbel aan uw oren brengen; die de stem van God, de roeping uit de Bijbel aan uw hart brengen.

    Preken

    God zendt Zijn knechten uit, eerst Zijn profeten, dan komt Jezus Zelf, en dan zendt Hij Zijn apostelen met een nadrukkelijke opdracht om te prediken. En zo zendt Hij door de eeuwen heen verkondigers, er is geen tijd geweest dat God dat Woord niet heeft laten verkondigen. Dit moeten wij duidelijk stellen tegenover allerlei mystieke en doperse geesten, die de werking van de Geest los willen maken van de prediking van het Woord. De prediking is een buitengewoon belangrijk ding, zij is tot uw zaligheid, zij is het middel, waarmee de Heilige Geest Zich nu evenzo goed bedient als één keer van de pen van apostelen en profeten toen zij het Woord hebben te boek gesteld.

    Waarheidsvriend, 1966

  • Op deze wijze zien we dat in de Bijbel in nieuwe omstandigheden steeds wordt teruggegrepen naar eerdere uitreddingen. De verlossing uit Egypte vormt door heel de Schrift een motief van de reddende hand van God.

    We zien de omstandigheden; en tegelijkertijd blikken we verder. ‘Want de dingen, die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen, die men niet ziet, zijn eeuwig.’ (2 Kor. 4: 18b) De blik van een christen reikt verder dan de tijd.

    Opmerkzaam

    Thomas Boston wijst erop dat we opmerkzaam dienen te zijn ten aanzien van Gods zorg voor de wereld, koninkrijken, kerken, gemeenten en families. Heel bewust zet hij in bij het meest omvattende de wereld, om vervolgens af te dalen tot de kleinere cirkel van onze familie. Daarin toont de Heere Zijn hand. Zowel in hoe Hij voorziet, als wanneer Hij corrigerend optreedt.

    Beproeving en verzoeking

    Er is als het gaat om tegenspoed onderscheid tussen beproeving en verzoeking. Beproeving komt op ons pad van Godswege, zoals we dit onderkennen bij Job. Geen eigen gedrag van zijn kant vormde de directe aanleiding voor het leed dat hem overkwam. Verzoeking gebeurt door de duivel, onder de toelatende hand van God. ‘Niemand, als hij verzocht wordt, zegge: Ik word van God verzocht; want God kan niet verzocht worden met het kwade, en Hij Zelf verzoekt niemand.’ (Jak. 1: 13)

    Het eerste heeft tot doel om ons dichtbij de Heere te houden. ‘Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof, en eer, en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus’ (1 Petr. 1: 7)

    Het tweede heeft tot doel dat we ons heil alleen van de Heere verwachten. Steeds moet erkend worden dat niet wij Hem, maar Hij ons heeft vastgehouden. Petrus kreeg te horen dat de satan hem wilde ziften als de tarwe. Waarbij Jezus aangaf: ‘Maar Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude’.

    Voorzienigheid

    Thomas Boston wijst erop dat de Heere Zijn voorzienigheid toont in grote lijnen, maar ook in kleine lijntjes. Bij sommige grote dingen zeggen we met overtuiging: Dit is de vinger van God! Er zijn echter ook heel kleine dingen, waarin we Gods zorg en voorzienigheid kunnen opmerken. Bankbiljetten met grote bedragen dragen evenzeer de afbeelding van de regerende vorst als het kleinste kleingeld, zo geeft Boston aan.

    Gaat het anders dan gedacht? Dan wil de Heere ons geduld oefenen. Hij komt doorgaans wanneer wij aan het eind van onze voorraden zijn. Het leert ons Zijn verlossing verwachten.

  • De Heer’ is mijn Herder!
    ’k Heb al wat mij lust:
    Hij zal mij geleiden
    Naar grazige weiden;
    Hij voert mij al zachtkens
    Aan waatren der rust.

    De Heer’ is mijn Herder!
    Hij waakt voor mijn ziel:
    Hij brengt mij op wegen
    Van goedheid en zegen;
    Hij schraagt m’, als ik wankel;
    Hij draagt m’, als ik viel.

    De Heer’ is mijn Herder!
    Al dreigt ook het graf
    Met grimmige kaken,
    Geen schrik zal mij naken;
    O Heer! mij vertroosten
    Uw stok en uw staf.

    De Heer’ is mijn Herder!
    In ’t hart der woestijn
    Verkwikken en laven
    Zijn hemelse gaven:
    Hij wil mij versterken
    Met brood en met wijn.

    De Heer is mijn Herder!
    Hem blijf ik gewijd;
    ’k Zal immer verkeren
    In ’t huis mijnes Heeren:
    Zo kroont met haar zegen
    Zijn liefde m’ altijd.

  • Hulpelozen

    Eén van de boeken die mij het meest beïnvloedden ten aanzien van persoonlijk gebed is dat van Prof. dr. O. Hallesby, onder de titel ‘Het gebed’. Hij stelt met klem: ‘Bidden is voor de hulpelozen’. We kunnen God niet ontmoeten, zonder te ontdekken dat we Hem niet ten volle kunnen verstaan. Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten, zijn wegen eveneens. De Heere verbreekt ons zelfvertrouwen en onze zelfgenoegzaamheid en doet als een hulpeloze tot Hem komen. We leren rusten in Hem. ‘Niet door nadenken, bevinding of zekerheid van ervaring, weet hij nu dat een zuigeling niet afhankelijker is van zijn moeder dan hijzelf het is in zijn verhouding tot God. In elk opzicht is hij even afhankelijk, zowel wat de vergeving van zijn zonden betreft, alsook de overwinning over de zonde, het nieuwe leven van zijn ziel, de groei in genade, of getrouwheid in zijn dagelijkse omgang met God en mensen. Zijn hulpeloosheid wordt nu een nieuwe factor in zijn gebedsleven.’

    Afhankelijk

    Hallesby concludeert: ‘Gebed bestaat dus eigenlijk daarin: God dag bij dag vertellen in welk opzicht wij ons hulpeloos en afhankelijk voelen. Wij worden uitgedreven tot gebed telkens als de Geest Gods, die de Geest der gebeden is, ons opnieuw van onze hulpeloosheid doordringt, en wij inzien hoe onmachtig wij van nature zijn om te geloven, lief te hebben, te hopen, te dienen, ons op te offeren, te lijden, de Bijbel te lezen en te strijden tegen onze zondige neigingen.’

    Verwachten

    Zo kan het gebeuren dat de Heere rust geeft en dat aanhoudend roepen overgaat in rustig verwachten. Wachten op de Heere. Thomas Goodwin zegt daarover: ‘Als iemand geruime tijd heeft gebeden dan begint hij te wachten in plaats van te bidden, omdat hij naar de verhoring uitziet. In het begin had hij God verteld wat hij verlangde, maar nu kan hij met enige vrijpostigheid zeggen dat hij erop wacht en verhoring verwacht. Als de hoop en verwachting van de godvruchtige mens niet in vervulling zouden gaan, zou het hem beschaamd maken. Daarom worden in deze omstandigheden gebeden gewoonlijk wel verhoord.’

  • Roeping

    Tegelijkertijd werkt de Heere daardoor heen Zijn plannen uit. Als Hij roept en nadrukkelijk helder maakt dat we een bepaalde weg dienen te gaan, houdt er dan rekening mee dat dat Heere geen haast heeft. Dat toont ons het leven van Abraham.

    Gaven

    Om ons heen zien we mogelijkheden waarin we dienstbaar kunnen zijn. De wijze waarop we dienstbaar zijn hangt samen met de gaven die de Heere ons gegeven heeft. We dienen daarbij adviezen van anderen ten aanzien van onze gaven en beperkingen serieus te nemen, de Heere maakte je op een unieke manier en geeft je met deze specifieke gaven een taak in deze wereld. Daarbij mag je oog hebben voor de noden zoals die zich in de wereld aan ons aandienen. Persoonlijke interesses en verlangens mogen daarin zeker meedoen.

    Geduld

    Eén van de belangrijkste lessen die de Heere leert is om geduld te hebben. Denk aan de dichter van Psalm 62: 1 ‘Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil.’ Soortgelijk horen we hem belijden in vers 6: ‘Doch gij, o mijn ziel! zwijg Gode; want van Hem is mijn verwachting.’ In de levens van Abraham, Izaäk en Jakob zien we dat de Heere de tijd neemt voor de vervulling van Zijn beloften.

  • Howel Harris

    Een belangrijke metgezel in het leven van Daniel Rowland, met wie hij de nodige hoogtepunten en dieptepunten zou beleven, was Howel Harris. Deze hoorde hem in 1737 preken en kwam daar diep van onder de indruk. Zijn hart barste haast van liefde tot God en hem, zo schreef hij later over deze dag. Howel Harris was geboren in Trefeca, in 1714 en dus drie jaar jonger dan Rowland. Hij werd gegrepen door een zin die een prediker uitsprak bij de bediening van het avondmaal: ‘Als je niet geschikt bent om te komen tot de tafel van de Heere, dan ben je niet geschikt om te leven en evenmin geschikt om te sterven.’ Eens in gebed werd hij overweldigd door de gedachte dat hij zijn leven over moest geven aan de Heere, alles achter te laten en Hem te volgen. Dit gaf strijd, maar hem restte niets anders. Terugblikkend geloofde hij dat dit het moment was dat hij een volgeling werd van het Lam.

    Dankzij Howel Harris weten we veel over de bediening van Daniel Rowland, vanwege diens aantekeningen gedurende zijn leven. Harris zocht Rowland thuis op, een reis van vijftig mijl die twee dagen duurde. Zij baden en spraken samen, tot diep in de nacht. Een samenwerking van jaren zou volgen. Vanaf 1737 zien we een vriendschap ontstaan als tussen David en Jonathan.

    In de periode die volgde werden nog twee broeders toegevoegd aan dit tweetal, namelijk William Williams en Howel Davies. Samen vormden zij die vier grote leiders van de opwekking in Wales.

    Herleving

    Het werden dagen van geestelijke herleving. Berichten uit Amerika, waar een opwekking gaande was onder de bediening van Jonathan Edwards bereikten Engeland. In 1738 kwam er bericht van een grote geestelijke opwekking in Londen, door de bediening van George Whitefield. Zo ook in Wales. Gedurende deze eerste jaren van de opwekking wordt er gesproken over ‘ongekende kracht’, ‘God was onder ons’. Harris noemt deze uitdrukkingen steeds weer in zijn dagboeken. Onder de prediking van Daniel Rowland, in 1740, worden mensen eens krachtig opgeroepen om allen te komen tot Christus. Velen roepen in reactie daarop luid tot God. Van heinde en ver komen mensen om te luisteren naar de boodschap. Op een ongekende manier doet het Woord van God kracht in die dagen.

    George Whitefield, de grote opwekkingsprediker was zelf eens aanwezig onder de bediening van Rowland. Hij zei: ‘De kracht van God in het sacrament, onder de bediening van dhr. Rowland, was genoeg om iemand hart binnen in hem te laten branden. Om zeven uur in de morgen heb ik gezien hoe, misschien, tien duizend van verschillende plaatsen, in het midden van de preek uitriepen, ‘glorie’ en ‘lof’, al huilend, bereid om op te springen van vreugde.’ Hij concludeerde dat de Heilige Geest was uitgestort op de kerk.

    Whitefield zou eens naar Rowland schrijven in een brief: ‘Ervaring van God in de eigen ziel is de beste kwalificatie om effectief te preken voor anderen.’ De preken van Rowland werden gekenmerkt door hun indringende stijl, uitleg gecombineerd met toepassing. Het werk van genade diende tot in de diepten van de ziel te reiken, wilde het een werkelijke en blijvende verandering opleveren.

    Wat tekende daarbij volgens Harris een echt kind van God? Dat hij net als een natuurlijk kind, nu een geestelijk kind werd in die zin dat hij geboren werd van duisternis tot licht; schreeuwde om voedsel en stukje bij beetje groeide. De prediking van Daniel Rowland leidde tot gebroken en brandende zielen.

  • Christelijke navolging betekent dat al meer het beeld van Christus zichtbaar wordt in de levenshouding van de gelovige. ‘Leven tot eer van God betekent Christus navolgen.’ Jezus ging de weg van een dienaar. ‘Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden.’ (Fil. 2: 7). Dit wordt dus ook de levensgang van de gelovige. Een leven van navolging toont het kruispatroon. Het kruis Hem vrolijk nadragen. Dr. Sinclair Ferguson noemt dit de paradox van het christenleven, een pad tot glorie, door verdrukking heen. ‘…dat wij door vele verdrukkingen moeten ingaan in het Koninkrijk Gods.’ (Hand. 14: 22b)

    Gehoorzaamheid

    Dit heeft tot gevolg dat het christenleven gekenmerkt wordt door een leven in gehoorzaamheid. De eerste en helderste manier waarop de Heere Zijn wil duidelijk maakt, is door Zijn Woord. Op vele manieren heeft God gesproken en nu door Zijn Zoon (Hebr. 1: 1-2). In Christus is Zijn wil aan ons geopenbaard, wij vinden Zijn leiding in de pagina’s die getuigen van Jezus Christus, de Heilige Schrift. In de Bijbel vinden we de geboden, de principes en de voorbeelden tot navolging. Zij tonen ons de weg van God met mensen. ‘De grootse behoefte die we hebben is daarom die van toenemende vertrouwdheid met en gevoeligheid voor de wijsheid van Zijn Woord.’ (Ferguson)

    Leven met Gods Woord als leidraad vraagt volgens Sinclair Ferguson aan onze kant geduld. De Heere draagt onze levensomstandigheden in Zijn handen; het Woord van God geeft Hij aan ons als richtinggevend. Wij zien niet altijd wat God voor ogen heeft. Ons leven is als dat van een bergbeklimmer, die steeds een nieuwe top ontdekt, die ligt tussen zijn einddoel en hemzelf. Wij leren geduld oefenen in de navolging van Hem.

    Daarnaast vraagt een leven in navolging om helder nadenken en niet alleen achter onze gevoelens aangaan. Het is meer een zaak van denken dan van voelen, zo stelt Ferguson. Verstaan wat de wil van God is (Ef. 5: 17), vraagt om onderwijs. We dienen de wil van God te proeven, ten aanzien van ons leven. ‘Leer mij een goeden zin en wetenschap, want ik heb aan Uw geboden geloofd.’ (Ps. 119: 66)

    Als derde betekent dit ook dat we onze wil voegen onder Zijn wil. Veel vragen ten aanzien van Gods leiding in het leven hebben volgens Sinclair Ferguson niet te maken met ‘guidance’ maar met ‘obedience’. Zijn we bereid om de Heere ook te volgen door een vallei van diepe duisternis, als Hij maar met ons is? Denk aan wat Paulus zegt in Rom. 12: 1-2: ‘Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij.’

    Vragen om voor ogen te stellen

    Helder is dat we in de navolging van Christus onszelf steeds hebben af te vragen hoe onze keuzes zich verhouden tot Gods Woord. Zes vragen die daarbij helpend kunnen zijn bij keuzes zijn, wil ik graag doorgeven.

    Allereerst is wat ik wil ook werkelijk toegestaan? Iets wat tegen Gods Woord ingaat, kan niet naar Zijn wil zijn. Als tweede is wat ik nu wil werkelijk helpend voor mezelf? Je kunt je afvragen of iets in zichzelf verkeerd is, maar je kunt je ook afvragen of dit je werkelijk helpt. Brengt dit mij dus dichter bij Christus; maakt dit de navolging moeilijker of eenvoudiger? Daarbij stel ik mezelf de vraag of dit mij tot een slaaf kan maken. Iets kan in zichzelf niet verkeerd zijn, maar wel een verslavende uitwerking op mij hebben. Moet ik het dan willen? Hoe verhoudt zich dit voornemen tot het Koningschap van Christus. Er zijn omstandigheden waarover ik mij af kan vragen of ik daar wel heen moet. Kun je Christus daar ontmoeten, kan dan de vraag van een opvoeder luiden. De vraag dient echter anders gesteld te worden; als we met Christus leven is Hij altijd bij ons. Kan ik Hem daar dan met eerbied gesproken mee naar toe nemen?Is wat ik wil werkelijk helpend voor anderen? Dan zoek ik niet naar mijn eigen maximale vrijheid, maar stel ik mijn leven dienstbaar aan God en de ander. De wil van God doen betekent sterven aan onze wil. Hoe verhoudt wat ik wil zich tot Bijbelse voorbeelden. Wat zou Paulus gedaan hebben? Wat zou Christus gedaan hebben? We dienen immers Jezus’ voetstappen te drukken.

    Leestip: Discovering God's will, dr. Sinclair Ferguson, Banner of Truth

  • Deez' aard is Uw, o Heer’ der heren!
    Uw is haar wond're hemelbaan,
    Uw zijn haar bergen, dalen, meren,
    haar stromen en haar oceaan.
    Uw is de dag, Uw is de nacht:
    't leeft alles slechts door uwe kracht.

    Uw is deez' aarde, lief'lijk stralend,
    als zonnegloed haar ijs ontdooit.
    Uw is z', in lenteschoonheid pralend,
    met bloesems als een bruid getooid.
    Uw is z', als 't wuivend korenveld
    een rijke, schone oogstdag spelt.

    Uw is deez' aard', als woeste vlagen
    haar akker teist'ren en haar woud,
    als stormen door het luchtruim jagen
    en neev'len dalen, kil en koud,
    als 't witte sneeuwkleed is gespreid,
    waar zij eens bloeid' in heerlijkheid.

    Mijn hart zij 't uw' en heel mijn leven,
    t blijde straalt in zonnegloed,
    en ook als wolken mij omgeven,
    als stormen varen door 't gemoed.
    Gij zijt mijn God, al 't Uw' is 't mijn':
    laat immer meer mij d' Uwe zijn!

    Hervormde bundel, 1938

  • Verandering

    In de winter van 1735 kwam er een grote verandering in het denken van Daniel Rowland. Hij ging studeren als nooit te voren. Er kwam dorst naar het Woord in zijn hart. Zijn zoon zou later getuigen dat hij grote delen van de Schrift uit het hoofd kende, met hoofdstuk en vers kon hij aangeven waar een bepaald schriftwoord gevonden werd. In deze periode werd hij erg streng in zijn prediking. Men noemde hem ook wel de ‘boze geestelijke’. Hij preekte allereerst veel de wet. Een hymnwriter zou over de periode zeggen dat Rowland een zoon van de donder was. Al snel beperkte hij zich niet tot zijn eigen parochie in het preken, maar trok hij wijdere cirkels om dienstbaar te zijn. Zo preekte hij eens in het dorpje Ystradffin, wat leidde tot bekering van dertig mensen.

    Eén van zijn luisteraars zou hem nader onderwijs geven in die periode. Hij toonde hem het belang van het volle aanbod van genade. ‘Preek het evangelie, geliefde meneer, pas de balsem van Gilead toe, het bloed van Christus, op hun geestelijke wonden, en toon hen het belang van een gekruisigde Zaligmaker.’ Rowland wierp tegen dat hij bang was zelf niet het volle zicht op de Zaligmaker te hebben. ‘Preek het’, zei de man ‘totdat je het op deze manier gaat voelen. Geen twijfel, dat zal komen.’ Het gebeurde, Daniel Rowland werd van de Heere geleerd. Hij ging zondaren nodigen tot Christus en bracht een vrij aanbod van genade, appelerend op persoonlijk geloof.

    Prediker

    Vanaf dit moment greep Rowland elke mogelijkheid die hij kreeg aan om te preken. Deuren gingen open en zijn cirkel van invloed nam sterk toe. Methodistische prediking werd door tijdgenoot William Williams aangeduid als ‘Christus is de tekst en Christus is de preek’.

    Onder invloed van de vijftiger Griffith Jones werd Rowlands prediking als twintiger sterk bepaald door Schriftstudie en gebed. Jones schreef in 1738 dat de Bijbel geschreven was ‘om ons de weg naar de hemel te wijzen en ons wijs te maken tot zaligheid, zodat we Gods wil leren kennen.’

    Als jong prediker keek Daniel Rowland vanaf een heuvel over het gebied waar hij diende. Hij moest erkennen geen huis te zien waar hij van verwachtte dat daar werkelijk gebeden werd. Na verloop van tijd stond hij op diezelfde plek en mocht hij erkennen dat hij geen huis zag waar geen altaar werd opgericht voor de Heere, de Almachtige. Er was sprake van reformatie in Langgeitho. Door prediking en gebed.

    Zoveel als mogelijk was investeerde Rowland in de prediking. Dat was zijn één en al. Daar verwachtte hij het van. De door mensen verworpen Zoon van God, was nu het onderwerp van zijn aanprijzing en vreugde. De prediking werd hersteld; en als gevolg daarvan volgde er reformatie. Door heldere, pure en levendige verkondiging, ontdekten mensen dat de Heere het land bezocht.

  • Gods gewone weg is overigens een kronkelweg. Wat ik daarmee bedoel? Wij zijn opgesloten in het hier en nu, maar Hij kent de toekomst. Zijn blik reikt altijd verder dan de mijne. Hij blikt voorbij de bocht van mijn bestaan.

    De Heere is als Michelanchelo die bikte aan een brok steen. Men stelde de kunstenaar de vraag wat dit voorstelde. Hij zei ‘een paard’. De kunstenaar zag voor ogen wat hij ervan maken wilde. Ook al toonde niets daar nog de toekomstige vorm van. De Heere bikt als het ware in en aan ons leven totdat het paard eruit tevoorschijn komt, wat Hij reeds voor ogen had.

    Gods ongekende gang

    De Heere had voor ogen dat de bekende Anglicaanse prediker en bisschop J.C. Ryle (1816-1900) tot in onze dagen van grote betekenis zou zijn voor Bijbelvaste christenen in de wereldkerk. Niets duidde daar echter op toen hij als zoon van een bankier opgroeide. Zijn vader John Ryle sr. ging bankroet, het gezin kwam met niets aan de straat te staan. Door deze omstandigheden kreeg J.C. Ryle een betrekking in de kerk. Zelf erkende hij in deze beproeving de soevereine hand van God: ‘Ik twijfel er geen moment aan: het was allemaal voor mijn bestwil. Als het mijn vader goed was blijven gaan en ik nooit tot armoede vervallen was, zou mijn leven natuurlijk een totaal andere wending genomen hebben. Wellicht was ik al heel gauw parlementslid geworden. Wat daarvan de invloed op mijn geestelijk leven geweest zou zijn, valt met geen mogelijkheid te zeggen.’

    Elisabet Elliot (1926-2015) verloor in 1956 haar man toen hij als zendeling samen met anderen een onbereikt gebied probeerde te bereiken met het Evangelie. Ze trouwde drie keer en leefde een veelbewogen leven. We moeten het lijden niet opzoeken, zo stelt ze. Wel liggen er diepe lessen in. ‘Lijden schept de mogelijkheid te groeien in heiligheid, maar alleen voor degenen die, door al het andere los te laten, open staan voor de lessen, niet door met God in discussie te gaan over het al of niet verdiende van de straf, maar door te bidden: “Heere, toon mij wat U mij hierdoor wilt leren.”’ Had Elisabet op een andere manier deze geestelijke wijsheid kunnen opdoen, dan door lijden heen?

    Vanaf een afstand beschouwd vormt het leven van Arthur W. Pink (1886-1952) een serie mislukkingen. Hij diende gemeenten in de Verenigde Staten en Australië, maar dit liep niet altijd vanzelf. Integendeel. Uiteindelijk zou hij terugkeren naar zijn vaderland in 1934. Bij leven kreeg hij nog geen fractie van de erkenning die na zijn dood zou volgen voor diens werk. De Bijbelstudies die hij decennialang uitgaf in een tijdschrift, kregen wisselende aandacht. In 1934 beklaagt hij zich. Hij schrijft dat hij een last voor zichzelf is en voor zijn vrienden. Geestelijk zit hij in het donker. Hij verlangt naar een krachtig werk van de Heere. Pink schrijft over zichzelf als ‘a heart-broken man’. Nieuwe lezers van zijn magazine zijn er niet, de giften zijn met 50% teruggevallen. Hij schrijft dat hij in de 25 jaar daarvoor veel predikanten geholpen heeft met zijn werk, maar niemand lijkt hem nu te willen helpen. Het Hooglied van Salomo lijkt onbereikbaar hoorgvoor hem, die dagen. Hij voelt zich als op de zeef van satan. Hij ziet niets anders dan mist en wolken. Kon deze man op dat moment beseffen dat zijn geschriften tot op de dag van vandaag invloedrijk zouden zijn? Denk alleen al aan zijn boek over de soevereiniteit van God?

    William Cowper (1731-1800), een vriend van de bekende slavenbootkapitein en prediker John Newton schreef veel liederen. Hij werd geplaagd door geestelijke depressies. Maatschappelijk kon hij niet meekomen. Toch gebruikte de Heere hem bijzonder, tot op de huidige dag, vanwege zijn liederen. Hij dichtte het indrukwekkende lied: ‘God moves in a mysterious way, His wonders to perform; He plants his footsteps in the sea, And rides upon the storm.’ In het Nederlands vertaald klinkt het als volgt: ‘God gaat Zijn ongekende gang, vol donkere majesteit, die in de zee Zijn voetstap plant en op de wolken rijdt. Uit grondeloze diepten put, Hij licht en vreugd`uit pijn. Hij voert volmaakt zijn plannen uit, zijn wil is souverein.’ Het lied eindigt met deze woorden: ‘Hoe blind vanuit zichzelve is, het menselijk gezicht. God zelf vertaalt de duisternis, in eindlijk eeuwig licht.’

    Maar stel dat niemand ooit meer van deze personen had gehoord. Stel dat zij een stille dood waren gestorven, zonder dat iemand nog aan hun bestaan herinnerd werd. Zou dat leven dan voor de Heere minder van waarde zijn? Hij die de musjes draagt en de haren van het hoofd telt?

  • Hij toont aan dat de manier waarop christenen het leven duidden haaks stond op het denken van hun eeuw. De Griekse manier van denken ging ervanuit dat het leven een cyclisch patroon kende. Paulus stelt echter op de Areopagus dat het einde van de wereld een oordeel van God met zich meebrengt. Alles spitst zich toe op deze climax. Mensen om ons heen leven alsof er niet meer is dan een vloed aan activiteiten waarin we ons vermaken. Een christen richt zich echter op God. ‘Hij loopt het pad dat God heeft gelegd; hij vermaakt zich in het doel van zijn leven dat God heeft verordend; en hij ziet vooruit naar de bestemming die God heeft gepland.’ Het ongeloof blikt met Lots’ vrouw achterom, maar de houding van een christen is om vooruit te kijken, naar wat volgt. Denk aan de heiligen uit Hebreeën 11, die hun hoop en verwachting richtten op de toekomst. We zijn als pelgrims onderweg.

    We zijn als vreemdelingen en bijwoners in de wereld. Dit beleefde Abraham reeds zo, maar ook Petrus getuigt daarvan (1 Petr. 2: 11). Wij dienen dus niet de gestalte aan te nemen van de gemiddelde mens in onze eeuw, maar we leven als pelgrims onze pelgrimage.

    ‘Door de wereld gaat een woord
    en het drijft de mensen voort.
    Breek uw tent op, ga op reis
    naar het land dat Ik u wijs.

    Heere God, wij zijn vervreemden,
    door te luisteren naar Uw stem.
    Breng ons saam met Uw ontheemden
    naar het nieuw Jeruzalem.’

    Ons burgerschap is ten diepste niet in deze wereld. ‘Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, namelijk den Heere Jezus Christus’ (Fil. 3: 20). Terecht zegt de kleine Westminster Catechismus daarom in antwoord op de vraag wat het doel van een mensenleven is: God te eren en Hem voor eeuwig te genieten.

  • In deze periode waren er echter wel invloeden van buiten, die voorbereidend waren ten aanzien van geestelijke herleving. Denk aan de publicatie van Joseph Alleines’ “Alarm voor onbekeerden”, Richard Baxter’s “Roep tot de onbekeerden”, John Bunyan’s “Christenreis” en zijn boek “Welkom tot Jezus Christus”. Tenslotte een boek van Thomas Shepard over de ware bekering. Deze boeken kon men lezen, als men lezen kon. Van de bevolking was echter 90% analfabeet.

    Leesonderwijs

    Een belangrijke stem in het leven van Daniel Rowland, was die van zijn geestelijke vader Griffith Jones. Hij zette zich in voor het leesonderwijs onder de bevolking. Dit leidde tussen 1737-1761 tot een enorme scholengroei, tot ruim drieduizend scholen op zestienhonderd verschillende locaties. Dit betekende dat 200.000 mensen leesonderwijs konden krijgen, ongeveer de helft van de bevolking. Dit was echter niet het enige waar Griffith Jones zich mee bezig hield. Volgens zijn grafschrift hield de zorg voor de kerken hem dagelijks bezig. Hij benadrukte het belang van christelijke ijver, op zo’n manier dat het niemand onberoerd liet. Terwijl velen geen ‘onze Vader’ kenden toen zij naar school kwamen, leerden zij dit binnen zes tot acht weken uit het hoofd. Ook leerde men de catechismus van de kerk in de eigen taal. Onderwijs en geestelijke herleving gingen hand in hand.

    Scholing

    Als zoon van een predikant was Daniel bekend met het ambt. Zijn vader diende in Langgeitho, sinds 30 mei 1697. Aan deze parochie werden verschillende andere parochies toegevoegd, om zo in het onderhoud te kunnen voorzien. Twee zonen, waaronder Daniel, volgden hem in 1730 op toen hij terugtrad uit de bediening. Een jaar later overleed hij.

    Daniel Rowland kreeg scholing van een schoolmeester in de buurt, die hem bekend maakte met onder andere de Griekse taal. Rowland schrijf op oudere leeftijd geregeld Latijnse aantekeningen in zijn boeken, hij las eveneens het nodige in het Latijn. Naderhand bezocht Rowland een school. Dankzij de goede scholing kon hij klassiekers hanteren. Op oudere leeftijd zou hij zich diep laten beïnvloeden door puriteinse werken.

    Hij groeide op tot een sterke man, met een ijzeren gestel. Gepassioneerd, in alles wat hij deed. Op 10 maart 1734 kreeg hij in Londen zijn officiële kerkelijke aanstelling en dat jaar trouwde hij met Elinor. Destijds stond hij als jonge predikant bekend vanwege zijn wereldse levenshouding.

    Griffith Jones

    In die periode kwam hij echter onder de invloed van de prediking van Griffith Jones. In 1713 begon diens bediening bijzonder vrucht te dragen en ging hij ook buiten zijn eigen parochie preken. Dit leidde tot grote groepen luisteraars, van soms honderden en een enkele keer duizend luisteraars. Geregeld liepen hem de tranen over het gezicht tijdens het preken. Hij maakte zijn luisteraars bewust van de ernst van de zonde en zette hen ertoe aan om te vluchten tot Jezus Christus om verzoening. Zonder dat we een nieuwe schepping zijn, is het onmogelijk om in te gaan in de hemelse heerlijkheid (Gal. 6: 15). Eens preekte Griffith Jones in een kerktuin en zag daar een rebellerende jonge man. ‘O, dat een woord je hart bereikt!’ zo riep hij hem toe. Rowland werd gearresteerd door de Heere, een prediker werd geboren. Hij werd een geestelijke zoon van Griffith Jones. Zijn geestelijke vader werd gedreven door een hartelijk verlangen naar zalving door de Heilige Geest, om zo in nauwere gemeenschap met God te leven.

    Deze serie is mede gebaseerd op het boek van Eifion Evans over Daniël Rowland.

  • Predikers die we uit deze periode kennen, trokken duizenden luisteraars als zij rondtrokken. Denk aan George Whitefield, John Wesley en George Wesley in Engeland en Amerika. Jonathan Edwards kennen we met name van wege zijn optreden in Amerika. Nog steeds worden boeken en preken van hen gelezen; en in het geval van George Wesley zijn liederen gezongen.

    Minder bekend, maar in zijn dagen niet minder invloedrijk op de plaats waar God hem stelde, was Daniel Rowland (1713-1790). Hij maakte onderdeel uit van de beweging die we nu aanduiden als de methodisten, waar we ook Whitefield en de Wesley’s toe kunnen rekenen. Rowland diende met name in Wales. Hij maakte wel wat preekreizen buiten Wales, maar het leeuwendeel van zijn vijftigjarige bediening was geconcentreerd op dit gebied. Vanuit het kleine dorpje Llangeitho, in West-Wales. Tot een biografie is het niet gekomen, in zijn levenstijd en kort na zijn sterven. Lady Huntingdon verzamelde er wel materiaal voor, maar kon het naar getuigenis van Rowlands’ zoon Nathaniël niet meer tot een publicatie brengen. Zij werd ingezameld tot God, voor dit werk gedaan was.

    Gebied

    Als de Geest van God gaat waaien in een gebied, zal dit te merken zijn aan de prediking. In de periode 1734-1739 zien we op dat Edwards, Whitefield, de Wesleys, Daniel Rowland en Howel Harris invloed krijgen door middel van hun prediking. Waarvan de laatste twee met name in Wales. Dat Rowland met name actief was in Wales, had te maken met zijn moedertaal. Hij sprak de taal van dit gebied; en was in het Engels volgens sommige luisteraars moeilijk verstaanbaar. De meeste van zijn luisteraars in Wales verstonden overigens geen Engels. De Heere had hem dus duidelijk bedoeld voor dit gebied. Hier lag zijn roeping en opdracht voor het leven.

    Prediking

    In die dagen werd er sterk rationeel en ethisch gepreekt, weinig Schriftuurlijk en evangelicaal. Twee polen bepaalden de prediking. Allereerst de gedachte dat goed redeneren bepalend is voor alle waarheid en goedheid; en daarnaast dat het najagen van plezier voorop zou moeten staan. Men sprak bij voorkeur van zachte dingen. Formalisme won het van hartelijk belijden. De prediking was veelal steriel, theoretisch en weinig persoonlijk. Naar het voorbeeld van bisschop Tillotson (1630-1694). Er werd weinig gesproken over berouw, bekering en geestelijke herleving. Ook in die dagen waren er echter mensen als Simeon en Anna, die met verlangen uitzagen naar vervulling van de beloften van de Heere. De prediking van de methodisten zou gekleurd worden door leven, licht, kracht, autoriteit, vuur en de zalving van de Heilige Geest. Doorborende prediking, die het hart raakt.

  • Of deel je nog niet in dit nieuwe leven? De puritein Stephen Charnock stelde eens de vraag: ‘Wat moeten we doen om wedergeboren te worden?’ Hij antwoordt daar zelf op: ‘Begin met bidden; zoek het bij de Heiland Die zo duidelijk verklaarde: “Een mens kan geen ding aannemen, zo het hem uit de hemel niet gegeven is” (Joh. 3: 27). Smeek er dan de hemel om; laat God van u horen zodra u thuiskomt. God laat gewoonlijk vernieuwende genade door dezelfde poort ingaan als waardoor het oprechte gebed uitgaat. Gebed is in overeenstemming met Gods genade; Hij weigert de genade nooit aan hen die er van harte naar verlangen. Ga daarom naar God, geef Hem geen rust. Als u dat doet, zal het niet lang meer duren voordat u dat vreugdevolle woord van Zijn genadige lippen hoort komen: “Mijn genade is u genoeg”, voldoende om u te vernieuwen, voldoende om u te genezen. Laat de vurigheid van uw gebeden evenredig zijn aan de noodzaak van de zaak en de grootte van uw ellende als u die zaak mist.’

    Het gevolg daarvan is dat we op een andere manier in het leven komen te staan. Charnock bidt: ‘Verheerlijk Uzelf door een nieuw hart in mij te scheppen, opdat ik U mag verheerlijken door een nieuw leven.’

  • Levensbegin

    Feit is dat de Heere alle dingen leidt. Hij regeert. Hij heeft ons ongevormd begin gezien, we zijn door Hem geweven in de moederschoot (Ps. 139: 13-15). Zoals de berijming het verwoordt: ‘Ja Gij, wiens wijsheid nimmer faalt, Had mijn geboortestond bepaald; Eer iets van mij begon te leven, Was alles in Uw boek geschreven.’ Daarbij gaat de leiding van de Heere niet alleen over ons levensbegin, maar ook over het leven dat volgt. Hij draagt het.

    De Heere zorgt

    Thomas Boston schreef een preek over de voorzienigheid van God naar aanleiding van Matt. 10: 29: ‘Worden niet twee musjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uw Vader.’

    Musjes hebben weinig waarde, zo stelt Boston. Maar zo onbelangrijk als ze zijn, God zorgt voor hen, leidt hen en voorziet in alles wat zij nodig hebben. Geen van hen zal op de grond vallen, door het schot van een jager of om een andere reden, zonder de wil van de Vader. Gods voorzienigheid raakt de kleinste dingen.

    De belijdenis dat de Heere regeert, zien we steeds weer terugkeren in de Bijbel. ‘De HEERE heeft Zijn troon in de hemelen bevestigd, en Zijn Koninkrijk heerst over alles.’ (Ps. 103: 19). Of zoals Paulus het weergeeft in Ef. 1: 11: ‘Die alle dingen werkt naar den raad van Zijn wil’. Hij ziet onze omstandigheden vooruit en zal in de omstandigheden voorzien. Dat ligt reeds opgesloten in Zijn Naam, zoals die genoemd wordt in de geschiedenis van Abram en Izaäk bij de berg Moria: Jehova Jireh (Gen. 22: 14). Boston: ‘Hij is het einde van alle dingen, wijs, wetend hoe alles ten beste te regelen; krachtig om alles uit te voeren dat Hij Zich ten doel stelde; en betrouwbaar om alles te verwerkelijken wat Hij verordende, beloofde en waarmee Hij dreigde.’

    Wie is Hij, die zo diep, zo hoog,

    Als aller wezens Vorst,

    Het al op Zijne handpalm torst;

    En ’t met den opslag van Zijn oog

    Beweegt, en drijft en schorst?

    Op worm en engel evenzeer

    Verzorgend nederschouwt?

    Wie is Hij? – Aller Opperheer,

    Op Wie mijn hart vertrouwt.

    Willem Bilderdijk (1756-1831)

  • Nader tot U, o Heer’, nader tot U;
    Drukt mij de zorg ter neer, ik kom bij U.
    In al mijn pijn en smart
    Wensch ik met heel mijn hart
    Dichter bij U te zijn, nader tot U.

    Is ’t wel eens nacht voor mij, weet ik geen raad,
    Wordt ’t duister om mij heen, ik vrees geen kwaad.
    Hoe bang het mij ook zij,
    Gij zegt: „Vertrouw op mij”;
    Dus ook door tegenspoed: nader tot U.

    Wordt soms de zondelust wakker in mij,
    Uw woord: „Ik overwon” brengt m’ aan Uw zij.
    Hoe ook de Satan tart,
    ’k Klem m’ aan Uw liefdehart,
    Steeds dichter bij U, Heer’; nader tot U.

    Weldra is ’t einde daar van d’ aardschen strijd.
    Wat ook mijn deel hier zij, voor korten tijd,
    Gij, Heer’, hebt mij bereid
    Eeuwige zaligheid;
    Nader, mijn God tot U … eeuwig met U.

    Vertaling van het lied: Nearer my God, to Thee

  • God heeft het universum in Zijn handen. God werkt Zijn volmaakte bedoelingen uit. God is niet mijn dienaar. Gods wegen zijn veel meer verborgen en wonderlijk dan ik kan begrijpen. God is goed – altijd; ik kan hem vertrouwen – altijd. Gods tijdschema is niet hetzelfde als dat van mij. God is veel meer geïnteresseerd in wat ik word, dan wat ik doe. Vrij zijn van lijden maakt geen deel uit van de beloften van het christelijk Evangelie. Lijden is een integraal onderdeel van het christelijke leven. Gods werkt door lijden Zijn beloften in mij uit. Gods bedoelingen, niet de mijne, zijn het die Hem glorie toebrengen. God gidst mij door het voor mij mogelijk te maken om Zijn voorzienigheid te lezen door de lens van Zijn Woord. Ik heb in weinig dingen meer vreugde dan in het naspeuren van Gods wonderlijke wegen.