Episodes
-
De âkleine profetenâ vormen het slotakkoord van het Oude Testament. Dit is een verzameling van vrij korte, profetische Bijbelboeken. Dat ze âde kleine profetenâ worden genoemd, heeft trouwens weinig met het postuur van deze mannen te maken, maar alles met de lengte van deze teksten. Het mooie van deze twaalf boeken? Je ziet het hart van God, alle belangrijke themaâs van het Oude Testament komen terug Ă©n ze werken toe naar een cliffhanger.
Zo worden de Israëlieten gewaarschuwd dat hun relatie met God is verstoord. De oproep is om hun fouten toe te geven, te stoppen met hun afgoderij en terug te keren naar God. Met andere woorden, God geeft hun de kans zich te bekeren.
Sommige van deze boeken zijn geschreven voor de ballingschap, andere net daarna. In het boek Koningen hebben we al gezien dat Israël Gods waarschuwingen over het algemeen niet serieus nam en daar uiteindelijk de prijs voor betaalde.
Daarom worden Gods oordelen beschreven. Zowel die voor IsraĂ«l als die voor de volken die IsraĂ«l onderdrukken en zich evenmin aan Gods wetten houden. Ook beschrijven de profeten de âDag van de Heerâ. Dit is de dag waarop God Zijn oordeel zal uitspreken. Een tijd van rampspoed voor mensen die niet bij God willen horen en een zegen voor mensen die wel op God vertrouwen.
Zo is er ook hoop en iets om naar uit te kijken: het nieuwe Jeruzalem, een plaats net zo mooi als de Hof van Eden, een plek waarin God weer onder de mensen zal wonen en de hoofdstad van het koninkrijk van de Messiaanse koning.
OkĂ©, wie zijn de âkleine profetenâ en wat hebben ze te vertellen?
Hosea
Het begint met Hosea, die leefde in het noordelijke koninkrijk rond 750 voor Christus. Hosea kreeg een moeilijke opdracht. Hij moest Gods verbond met het volk Israël uitbeelden. Zoals eerder gezegd, een verbond is een overeenkomst. Een soort contract eigenlijk. Een vorm van een contract is bijvoorbeeld een huwelijk waarbij man en vrouw trouw aan elkaar beloven.
Om het huwelijk tussen God en Israël uit te beelden, moest Hosea trouwen met een hoer. Hij redde haar zo uit de prostitutie, maar later was ze hem ontrouw en keerde ze terug naar het bordeel. Hosea kocht vervolgens zijn eigen vrouw terug van het bordeel.
Normaal gesproken zou een Israëlische man niet met een prostituee trouwen. En hij zou haar zeker niet terugkopen als ze opnieuw haar oude beroep ging uitoefenen. Toch was dat wat Hosea deed. Op dezelfde manier betaalde God jaren later losgeld voor Israël (en voor ons!) door Zijn Zoon te offeren. Hosea laat zo Gods verlossingsplan zien, al wist hij waarschijnlijk niet hoe God de mens zou vrij kopen.
Joël
Het is niet bekend wanneer âJoĂ«lâ is geschreven. Het zou kunnen dat dit was net voor de val van Jeruzalem of anders ongeveer 400 jaar voor Christus. JoĂ«l vergelijkt een sprinkhanenplaag die het land teistert met de dag van het oordeel. Het boek benadrukt hoe God zonden zal straffen, roept op tot bekering, en laat zien dat er bij God genade en verlossing te vinden is. Dit geldt niet alleen voor IsraĂ«l maar voor alle natiĂ«n. In het nieuwe Jeruzalem zal geen hongersnood zijn zoals tijdens en na de sprinkhanenplaag, maar een overvloed aan voedsel.
Amos
Amos was een herder uit het zuidelijke rijk dat bestond uit de stammen Juda en Benjamin, maar hij preekte in het noorden. Hij deed dat net vóór of misschien wel in dezelfde periode als Hosea. Amos is om eerlijk te zijn een wat deprimerend boek. Het gaat er vooral over dat Israël nu Gods vijand is en dat God hen zal verwijderen uit het land, net zoals Hij dat eerder deed met de volken die in KanaÀn woonden voordat de Israëlieten bezit namen van het land. Amos kreeg te maken met veel tegenstand. Toch heeft hij uiteindelijk ook een paar woorden van hoop. Na het oordeel volgt herstel.
Obadja
Obadja speelt zich waarschijnlijk af net na de val van Jeruzalem. Misschien dus in dezelfde periode als Joël. Het is het kortste boek uit de Bijbel: slechts één hoofdstuk lang.
Het gaat over Edom. De Edomieten zijn afstammelingen van Esau, de tweelingbroer van Jakob. Nadat Jeruzalem was gevallen en een deel van het volk in ballingschap was afgevoerd, plunderden de Edomieten wat er over was van de stad.
Veel inwoners die niet waren meegevoerd naar Babylon werden als slaven verkocht. Obadja waarschuwt de Edomieten dat God ook hen zal straffen. De âDag van de Heerâ nadert. Het is een dag waarop iedereen verantwoording af moet leggen. Niet alleen Edom, alle volken.
Jona
Jona is een kort verhaal en waarschijnlijk het meest bekende bijbelverhaal voor iedereen die ooit naar zondagschool is geweest. Het is een boek met een diepe boodschap en heeft bovendien een unieke vorm.
Het verhaal speelt zich af tijdens de regering van Jerobeam, ongeveer 750 jaar voor Christus. Als je het goed leest, ontdek dat je er veel humor in Jona zit verstopt. Als God Jona roept om naar Nineve te gaan, gaat Jona de andere kant op. Alsof je als mens kunt wegrennen voor een almachtige God. De reactie van Jona is trouwens wel te begrijpen. Nineve lag in Assyrië (het huidige Irak). De Assyriërs vielen regelmatig andere volken aan en deden de vreselijkste dingen. Ze waren de terroristen van die tijd.
Zoals gezegd kan Jona niet vluchten van God. Hij wordt opgeslokt door een vis en wordt pas na drie dagen uitgespuugd. Hij heeft geen andere keus en met tegenzin gaat hij naar Nineve, een stad die volgens hem verwoesting verdient. Maar als Jona heeft gepreekt, bekeren de Assyriërs in de stad zich. Dat is iets waar Jona ontzettend boos over is.
Om hem een lesje te leren, laat God een plant groeien om Jona van schaduw te voorzien. Een dag later is de plant al weer weg, omdat God die door een worm heeft laten opvreten. Jona is opnieuw woedend op God.
Eigenlijk staat Jona symbool voor Israël. En waar in Nineve iedereen - inclusief de dieren! - hun zonden belijden, doet Jona dat niet. Hij blijft star en boos.
Micha
Micha is een profeet die vaak wordt aangehaald. Hij schreef zijn boek nog voordat het noordelijke koninkrijk ten prooi viel aan AssyriĂ«. Micha wordt vaak vergeleken met Jesaja omdat dezelfde themaâs aan bod komen, maar dan uiteraard een stuk korter.
Micha bestaat eigenlijk uit drie preken. Ze gaan onder meer over corruptie: rechters die zich laten omkopen, rijken die wegkomen met misdaden, de armen die moeten lijden en priesters die de mensen alleen âhelpenâ tegen betaling, in plaats van God te dienen. Hierom kan IsraĂ«l straf verwachten.
Toch laat elke preek ook hoop zien. Micha voorspelt dat er Iemand zal komen die het volk als een Herder zal leiden in een tijdperk waarin vrede en rechtvaardigheid hand in hand gaan. Dit is uiteraard de Messiaanse Koning die ook door andere profeten is aangekondigd. Ooit zal God de beloften die Hij aan Abraham heeft gedaan nakomen.
-
BONUS - Pasen Challenge: De geboorte van een plantje op dorre grond
-
Episodes manquant?
-
S4, A27 Ontmoet de HG
-
Daniël was een jonge man die samen met drie vrienden meegenomen werd door de Babyloniërs nadat ze Jeruzalem hadden ingenomen. Daniël is een bijzonder figuur in de Bijbel. Hij is een afstammeling van David en een trouwe volgeling van God. Zelfs in een land dat vijandig staat tegenover de godsdienst van het overwonnen volk Israël, houdt Daniël zich aan Gods wet. Met gevaar voor eigen leven moeten we daar bij zeggen.
Het Bijbelboek âDaniĂ«lâ bestaat eigenlijk uit twee delen. In de eerste zes hoofdstukken worden de verhalen van DaniĂ«l en zijn vrienden verteld. Eerst weigeren ze het voedsel te eten dat niet voldoet aan Gods voorschriften. Later buigen de drie vrienden - Sadrach, Mesach en Abednego - niet voor het beeld van de koning Nebukadnessar. Ze worden in een grote vuuroven gegooid, maar verbranden niet. Sterker nog: Nebukadnessar ziet een vierde figuur, een engel, rondlopen in de oven.
Maar eerder al legt Daniël de droom uit van koning Nebukadnessar. Een reusachtig standbeeld van verschillende materialen wordt verwoest door een grote, rollende steen. Het standbeeld staat symbool voor elkaar opvolgende koninkrijken. De rotsblok die het beeld verwoest, verandert in een berg en staat symbool voor Gods Koninkrijk.
Dit is een belangrijk thema van Daniël. De kwaadaardige koninkrijken brengen veel geweld naar deze wereld, maar uiteindelijk zal God ingrijpen. Er komt een einde aan de hoogmoed van deze volken en er komt een koninkrijk van vrede en gerechtigheid.
Waarschuwingen voor de koningen
Niet veel later in het boek waarschuwt God Nebukadnessar en zijn zoon Belsassar dat ze zich nederiger moet opstellen. Dat doet Hij via een droom die door DaniĂ«l moet worden uitgelegd. Ze weigeren hun trots te laten varen en Nebukadnessar wordt waanzinnig. Nu zouden we misschien zeggen dat hij een ernstige psychose kreeg. Zeven jaar lang leeft hij als een wild dier. Na die zeven jaar âkrijgt hij zijn verstand terugâ (zoals hij zelf zegt) en hij heeft zijn lesje geleerd. Nebukadnessar geeft God de eer die Hem toekomt en wordt nog een tijdje koning.
Zijn opvolger (en zoon) Belsassar heeft niets geleerd van wat er met zijn vader is gebeurd en laat God links liggen. Op een avond tijdens een groot feest schrijft een vinger op een muur dat zijn tijd is gekomen. Die nacht wordt Belsassar in zijn slaap door een moordenaar om het leven gebracht. Het machtige Babylon wordt overgenomen door de Meden en de Perzen.
God zegent Daniël en daardoor krijgt hij een hoge positie. De andere bestuurders zijn jaloers en willen hem ten val brengen. Maar omdat Daniël zo eerlijk en betrouwbaar is, kunnen ze hem alleen pakken via een list. Ze laten de nieuwe machthebber, Darius, een wet uitvaardigen die mensen verbiedt een andere god te aanbidden. Daniël bidt echter vrolijk hardop en bovendien met het raam open. Voor straf wordt hij in een leeuwenkuil gegooid, maar de wilde beesten vallen hem niet aan.
Zo is de bemoedigende les voor christenen van alle tijden dat God helpt stand te houden tijdens vervolging. Dat zagen we ook bij de drie vrienden. Veelzeggend zijn hun woorden voordat ze in de oven worden gegooid: âWij zijn ervan overtuigd dat God ons zal redden en zelfs al doet Hij dit niet, dan nog zullen wij uw goden niet vereren!â
De visioenen van Daniël
Daniël was ook een profeet en met name de laatste zes hoofdstukken laten de visioenen zien die Daniël heeft ontvangen. Hij ziet vier beesten: een soort leeuw met vleugels, een dier dat op een beer lijkt, een soort gevleugelde panter met vier koppen, en een dier met ijzeren tanden en tien horens. Drie van de horens maken plaats voor een andere hoorn.
Een engel moet de droom aan Daniël uitleggen. Elk dier staat voor een koninkrijk. Het laatste beest is een zeer kwaadaardig koninkrijk. De nieuwe hoorn staat symbool voor een bijzonder arrogante koning. Iemand die zichzelf boven God plaatst. Hij vervolgt Gods kinderen. In de droom worden deze koninkrijken uiteindelijk verwoest en geoordeeld.
Er verschijnt âiemand die op een mens lijktâ. Oudere Bijbelvertalingen zeggen: âde Mensenzoonâ. Dit is de verlosser die later Gods koninkrijk op aarde zal vestigen. Toen Jezus op aarde leefde, noemde Hij zichzelf de Mensenzoon. In de droom is te zien hoe iedereen Hem dient.
In een volgend visioen ziet Daniël een ram en een geit. Met de ram wordt het koninkrijk van de Meden en Perzen bedoelt, terwijl de geit symbool staat voor het oude Griekenland. De geit heeft meerdere hoorns, en één daarvan staat symbool voor de zeer kwaadaardige koning waar we eerder over hoorden. Nu vertelt God dat deze koning Jeruzalem zal aanvallen en de tempel zal onteren met afgoden. Maar hij zal geen stand houden tegen God en uit de weg worden geruimd.
Het is een hoopvol beeld, maar Daniël raakt ook ernstig in de war. Hij wil onder meer graag weten hoe lang dit nog gaat duren. Hij raadpleegt de boeken van Jeremia en ontdekt dat de ballingschap zeventig jaar zou duren. Die tijd is bijna voorbij en hij smeekt God zich te houden aan Zijn beloften.
En ondanks dat nergens wordt beschreven dat Daniël iets verkeerds doet, belijdt hij toch de zonden van het volk. Dan verschijnt een engel aan Daniël. De engel vertelt met een ingewikkelde profetie dat er ooit een gezalfde vorst zal komen, en dat Jeruzalem zal worden hersteld.
Toekomstige koningen
DaniĂ«l krijgt nĂłg een visioen. God vertelt hem opnieuw van de koningen die nog zullen komen. EĂ©n van hen is bijvoorbeeld de koning die wij kennen als âAlexander de Groteâ, een Griekse veroveraar. Maar al deze koninkrijken verdwijnen weer. Uiteindelijk komt er Ă©Ă©n koning uit het noorden die Jeruzalem zal veroveren en zijn afgoden neerzet in Gods tempel.
Het is onduidelijk welke koning hier wordt bedoeld. Misschien de Syrische koning die in de tweede eeuw voor Christus in Jeruzalem veel joden liet doden en zijn goden in de tempel plaatste. Het kan ook zijn dat de Romeinen worden bedoeld en de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 70 na Christus. Of misschien moet dit visioen nog realiteit worden.
Omdat de profetieën in de Bijbel vaak op meer dan één manier uitkomen, geloof ik dat al deze interpretaties waar zijn. Ze zijn op verschillende manieren werkelijkheid geworden en de volledige vervulling komt nog.
Het boek Daniël gaf zo hoop aan het volk van God tijdens de ballingschap, tijdens de verovering door de Syrische koning, tijdens de Romeinse onderdrukking en het geeft nu nog steeds hoop, zeker voor mensen die worden vervolgd vanwege hun geloof.
Het patroon dat Daniël beschrijft, zien we van Genesis tot Openbaring. De mens is zondig, maar God straft de zonde, vergeeft en redt. De oproep aan ons mensen is om op God te vertrouwen. Verder hoeven we niets te doen. Alleen trouw blijven, zoals Daniël en zijn vrienden lieten zien. Uiteindelijk zal God een eind maken aan al het kwaad en Zijn koninkrijk vestigen.
-
S4, A26 Jezus volgen is je kruis opnemen
-
Ezechiël was een jonge priester die net als vele andere Israëlieten werd meegevoerd naar Babel.
Op een dag zit hij in het âvluchtelingenkampâ aan de rivier als God hem een visioen toont. In zijn beeld ziet hij hemelse wezens met vier koppen. De vleugels van de wezens raken elkaar aan en met zijn allen houden ze een koepel in de lucht. Het is een soort podium waar een troon op staat. Op de troon zit Iemand die op een mens lijkt. âDe stralende verschijning van de Heerâ, zegt EzechiĂ«l hierover.
Bij een oppervlakkige lezing van deze tekst valt het niet zo snel op, maar de vraag is: wat doet God hier in Babylon? Zijn heerlijkheid hoort te zijn in de tempel in Jeruzalem, waar de ark van het verbond staat. Natuurlijk kan God ook in Babylon spreken tot een profeet als Ezechiël, maar het verontrustende is dat in deze droom Gods troon is verhuisd.
Al snel wordt duidelijk waarom Gods troon niet meer in de hoofdstad van Zijn volk staat. Na de eerste aanval van de Babyloniërs komt namelijk een tweede, waarbij Jeruzalem en de tempel nu ook verwoest zullen worden. God roept Ezechiël als profeet om hen te waarschuwen, maar vertelt er ook bij dat de mensen niet naar hem zullen luisteren.
Ezechiël beeldt uit
De taak van een profeet is niet makkelijk. Ezechiël moet zelfs uitbeelden wat het volk te wachten staat. Zo speelt hij een oorlog na, moet hij zijn haar afscheren en zelfs doen alsof hij de zondebok is die elk jaar op de Grote Verzoendag de woestijn in wordt gestuurd. Hij ligt een jaar op zijn zij en kookt zijn eten boven een hoopje stront, als een teken van het smerige voedsel dat het volk straks krijgt.
Wat we in alle voorgaande Bijbelboeken hebben gezien, zien we nu weer. Het volk luistert niet, precies zoals God had voorspeld. Hun hart is te hard.
Een jaar later geeft God een nieuw visioen aan Ezechiël. Dit keer laat God zien hoe de tempel wordt onteerd en hoe afgoden worden aanbeden voor het volk. De Heer maakt duidelijk dat de mensen die aan deze kwalijke praktijken meedoen, worden omgebracht.
Ezechiël ziet de glorie van God vertrekken uit de tempel, precies zoals in zijn visioen van een jaar eerder. De troon op een koepel, gedragen door hemelse wezens.
Het verbond verbroken?
Het is een tragisch beeld, want het lijkt erop alsof het verbond tussen God en Zijn volk wordt verbroken. Maar dat is niet zo. God vertelt Ezechiël dat de mensen een nieuw hart nodig hebben, een hart van vlees en bloed. En God zal dat geven. Ook zal Hij uiteindelijk het volk laten terugkeren.
De boeken van de profeten zijn soms moeilijk te begrijpen. Toch zijn ze belangrijk, want ze laten Gods hart zien, Zijn passie om Zijn heerlijkheid te delen met ons. In Ezechiël leren we dat de mens van nature zondig is. We zijn niet in staat om ons aan de wet te houden. God zal ons de verandering van ons hart geven die nodig is. Hij is genadig. Maar omdat God niet alleen barmhartig maar ook rechtvaardig is, kan Hij het kwaad niet ongestraft zijn gang laten gaan. Er blijken dan weer twee categorieën mensen te zijn: zij die hun vertrouwen op God stellen en zij die God afwijzen.
Mensen die trots zijn en die niets met God te maken willen hebben, zullen worden geoordeeld. Dit geldt voor Israël, voor Jeruzalem maar ook voor volken om Israël heen.
De hoofdstukken die deze oordelen beschrijven, zijn om moedeloos van te worden, maar in het laatste deel van het boek communiceert God hoop. De Heer neemt Ezechiël mee naar een vallei met droge botten. Hier is een leger gestorven. Maar God brengt de mensen weer tot leven. De botten krijgen hun vlees, hun organen en hun huid weer terug. Ook wordt het hart van steen vervangen door een hart van vlees. De transformatie is compleet. Dit zijn nieuwe mensen gemaakt van oude mensen.
Dit verhaal doet denken aan Genesis 2, waarin God Adam en Eva creëert. Er komt dus een tweede schepping, één waarin de mens weer een relatie met God kan hebben, zoals Adam en Eva dat ook hadden voor ze van de verboden vrucht aten.
Wat doet God met het overgebleven kwaad?
Toch blijven er nog vragen over. Wat doet God bijvoorbeeld met al het kwaad dat nog in de wereld heerst? En keert God terug naar de tempel in Jeruzalem?
Daar geeft God antwoord op aan het einde van EzechiĂ«l. Eerst wordt de ondergang beschreven van een heerser die âGogâ wordt genoemd. Hij vertegenwoordigt de verschillende tirannieke volken in die tijd. Ze verzetten zich tegen Gods plan om Zijn volk te redden en worden daarom verwoest.
Zodra het kwaad is verslagen, verschuift de focus naar het herstel van de wereld. Ezechiël beschrijft een nieuwe tempel, één die nog groter en majestueuzer is dan de tempel die Salomo ooit bouwde. Gods troon - ofwel: Gods glorie - keert ook terug naar de tempel.
Het zou kunnen dat er in het toekomstige koninkrijk van God weer een tempel komt. Persoonlijk denk ik dat de nieuwe tempel in Ezechiëls visioen vooral een symbool is voor het feit dat mensen weer vrij toegang hebben tot God. God woont dan weer onder ons.
Dit gebeurde natuurlijk al toen Jezus naar de aarde kwam, maar gebeurt pas ten volle als Jezus weer terugkeert naar de aarde en Zijn koninkrijk definitief zal vestigen. Gods beloften komen vaak in fases uit.
EzechiĂ«l zegt niet in welke stad deze nieuwe tempel staat, wat voor mij ook een reden is om dit vooral symbolisch te zien. Maar het is zoân krachtig beeld⊠Uit de tempel stroomt namelijk water. Levend water. Want als het uitkomt in de dode zee, komt het leven terug in de zee. Er groeien weer planten en bomen, dieren nemen bezit van het land, vissen van het water. Het is alsof we terug zijn in Genesis 1.
In deze âtuinâ of âhofâ wordt een stad gesticht. En de naam van stad? âDe Heer is daar!â
-
S4, A25 Jezus volgen is kiezen
-
Klaagliederen is een verzameling van vijf treurige liederen. Je zou ze ook âbegrafenisliederenâ kunnen noemen. Deze gedichten zijn waarschijnlijk geschreven door Jeremia, maar zeker weten doen we het niet. Het is wel de reden dat de Klaagliederen in de christelijke Bijbel nĂĄ Jeremia komen, terwijl het niet echt een profetisch boek is.
Het is geschreven in de tijd van de val van Jeruzalem, waarin de Babyloniërs de stad verwoesten, mensen vermoorden en nog meer leed aanrichten. Interessant is dat ieder vers van ieder gedicht begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet, dat uit 22 letters bestaat. Daardoor lijkt het alsof de dichter het lijden van Israël van A tot Z beschrijft. Het eerste, tweede en vierde lied bestaan uit 22 verzen, keurig op volgorde van het alfabet. Het derde gedicht is eveneens op volgorde, maar dit is 66 verzen lang. Het vijfde en laatste lied bevat weer 22 verzen, maar ze staan niet op volgorde van het alfabet, alsof de schrijver hier de weg kwijt was en de chaos in zijn hoofd regeert.
Het lied van de weduwe
In het eerste lied horen we van een weduwe, die later de stad Sion blijkt te zijn. Sion is een andere naam voor Jeruzalem. Ze is alleen en niemand troost haar. Ze bekent haar zonden en vraagt aan God om verlossing.
Klaagliederen is Ă©Ă©n van de redenen dat de Bijbel zo uniek is. Welke almachtige God zou toestaan dat mensen zo over Hem spreken? In het tweede lied wordt Hij zelfs als een vijand neergezet. Maar God geeft ruimte aan deze emoties.
In het hart van Klaagliederen vinden we dus het langste gedicht, drie verzen per letter. We horen rechtstreeks van een eenzame man die spreekt over zijn lijden en zijn verdriet. Veel van zijn woorden lijken op andere passages uit het Oude Testament. De klaagzang van Job, rouwgedichten uit de Psalmen en zelfs stukken uit Jesaja over de lijdende Dienaar. De man aan het woord erkent dat het lijden komt door de ontrouw van de mens. Toch geeft juist dit hem hoop. Als God Zijn belofte hield over straf dan zal Hij ook zijn belofte over vergeving en verlossing laten uitkomen. Hij zegt:
Genadig is de HEER: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen grenzen. Elke morgen schenkt hij nieuwe weldaden. â Veelvuldig blijkt uw trouw! Ik besef: mijn enig bezit is de HEER, al mijn hoop is op hem gevestigd. Goed is de HEER voor wie hem zoekt en alles van hem verwacht. Goed is het geduldig te hopen op de HEER die redding brengt. (Klaagliederen 3: 22-26)
Smeken om Gods genade
Het vers âElke morgen schenkt Hij nieuwe weldadenâ wordt vaak geciteerd. Het is makkelijk om dit te zeggen als het goed met je gaat. Maar wat als rampspoed je treft? Toch is dat wat de dichter hier doet.
Het leed is echter niet van de ene op andere dag voorbij. Eerst wordt in lied 4 het verschrikkelijke lijden tijdens de belegering van Jeruzalem beschreven. Aan de andere kant herinnert de dichter zich ook nog hoe mooi het ooit was. Dat maakt het lijden extra zwaar.
In het vijfde lied wordt gesmeekt om Gods genade. De schrijver bidt om een einde aan het lijden, om een terugkeer naar Jeruzalem en de dagen van vroeger. Er komt geen antwoord, geen laatste verlossend woord van hoop. Wel zegt Jeremia of wie dan ook maar de auteur is: âU, Heer, U zit voor eeuwig op Uw troonâ.
Het is alsof we ons moeten vasthouden aan dat gegeven. God zit op Zijn troon. Hij heeft beloften gedaan van verlossing, vrede en herstel. Er zal een nieuwe Koning komen. Maar tot die tijd maken we soms perioden van diep lijden mee.
-
S4, A24 Jezus volgen is met Jezus op weg gaan
-
Jeremia is de profeet die na Jesaja kwam. Hij maakte de laatste veertig jaar van het koninkrijk Juda mee. Hij werd door God geroepen toen hij nog maar een jonge priester was. Het grootste deel van zijn leven moest hij nare boodschappen verspreiden over het aanstaande oordeel dat het zuidelijke rijk te wachten stond. Het noordelijke rijk bestaande uit tien stammen van Israël was al weggevoerd door de Assyriërs.
Toen God Jeremia riep, heerste koning Josia nog in Juda. Hij was de laatste goede koning, die ervoor zorgde dat de God van IsraĂ«l werd aanbeden en geen afgoden. In de dagen van Josia rustte de zegen van God nog op het land en het volk. Na zijn dood ging het volledig bergafwaarts met Juda. Jeremia kreeg de ondankbare taak om de leiders en de mensen te waarschuwen voor de straf die zou komen. Hij riep op tot bekering maar slechts weinig mensen luisterden. Toch bleef hij klagen en daarom wordt hij ook wel de âklagende profeetâ genoemd.
God gaat niet over Ă©Ă©n nacht ijs
Veel mensen hebben moeite met de straffen van God. Of anders gezegd: waarom staat God dit toe of dat? Het boek Jeremia laat zien dat God niet over één nacht ijs ging. Hij had het volk via Mozes al gewaarschuwd wat er zou gebeuren als ze Hem zouden verlaten. De Judeeërs en Benjaminieten hadden gezien wat er gebeurd was met hun broeders en zusters in het noorden. Jesaja riep op tot inkeer en deze Jeremia nu ook. Maar de mensen luisteren niet. Jeremia wordt voor leugenaar uitgemaakt, zelfs gevangen gezet en gemarteld met stokslagen. Uiteindelijk, tot groot verdriet van de profeet, komen zijn woorden uit.
Babylon neemt in 597 voor Christus de macht over. Koning Sedekia mag namens de Babylonische koning Nebukadnessar regeren. Zoân tien jaar later komt Sedekia in opstand en wordt Jeruzalem opnieuw belegerd. Het is onduidelijk hoelang dit precies duurde, maar na 18 of zelfs 30 maanden viel de stad en werden talloze mensen meegevoerd naar Babel. Jeremia wist dat het ging gebeuren en maakte het lijden bovendien mee, al ging hij niet naar Babylon. Hij werd ontvoerd door een groep mensen die naar Egypte vluchtte en stierf daar.
Het Bijbelboek Jeremia is geschreven door Baruch, een vriend, leerling en secretaris van Jeremia. God had Jeremia opdracht gegeven Zijn profetieën op te schrijven. Baruch voegde er ook verhalen over het leven van Jeremia aan toe.
Het verhaal begint met de roeping van Jeremia. Net als Mozes verzet hij zich tegen de opdracht die God hem wil geven. Hij vindt zichzelf nog te jong, maar God zegt hem dat hij voor niemand bang hoeft te zijn, want Hij zal hem terzijde staan en redden. Jeremia accepteert de missie en profeteert iedere keer als God hem dat vraagt.
Hij doet dat met bloemrijke taal. Zo wordt Israël vergeleken met een overspelige vrouw en de leiders worden corrupt genoemd. Door de afgoderij en gebrek aan integriteit is er veel onrecht in de samenleving. Weduwen, wezen, vreemdelingen en andere kwetsbare groepen worden uitgebuit en niet beschermd. Dat is een duidelijke overtreding van Gods wet. Er worden zelfs kinderoffers gebracht.
Naderend oordeel
Ondertussen gaat de tempeldienst gewoon door. Jeremia gaat naar de tempel en brengt Gods boodschap van een naderend oordeel.
âBeter je leven, dan mogen jullie in dit land blijven wonen. Vertrouw niet op die bedrieglijke leus: âDit is de tempel van de Heer!â,â zegt Jeremia.
God is woest dat het volk denkt dat hen niets kan gebeuren en dat Zijn naam onteerd wordt. âKijk maar eens naar wat Ik met het noordelijke volk heb gedaanâ, zegt God. Hij draagt Jeremia op zijn hoofd kaal te scheren - een schande in die tijd - en het haar weg te gooien. Op diezelfde manier zal God zich ontdoen van Juda. Een leger dat komt uit het noorden zal de tempel verwoesten. Later wordt duidelijk dat het hier om Babylon gaat.
Inmiddels heeft Babylon een nieuwe koning gekregen, Nebukadnessar. In het eerste jaar van zijn regering laat God Jeremia aan de inwoners van Jeruzalem vertellen dat de Babylonische legers eraan komen en dat het volk zeventig jaar in ballingschap moet doorbrengen. Babylon is als een beker met wijn. De beker is tot de rand gevuld met Gods rechtvaardige woede vanwege alle misstanden, zonden en afgoderij.
Hoofdstuk na hoofdstuk vertelt Jeremia wat het volk te wachten staat. Maar de Babylonische opmars zou niet alleen een straf voor Israël zijn. Ook de omringende landen, die net zo min doen wat God van hen verlangt, zullen ten prooi vallen aan dit nieuwe wereldrijk.
Gedichten van hoop
Te midden van deze zwarte bladzijden uit de menselijke geschiedenis vinden we ook gedichten van hoop. God bevestigt aan Jeremia wat hij ook al tegen Mozes zei: dat Hij Zijn kinderen niet in de steek zal laten. Het volk zal uiteindelijk terugkeren. Er zal een nieuw verbond worden gesloten tussen God en mens. Uiteindelijk zal datgene gebeuren wat de wet niet voor elkaar kan krijgen: het hart van de mens wordt veranderd.
âMaar dit is het verbond dat Ik in de toekomst met IsraĂ«l zal sluiten â spreekt de HEER: Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en Hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij Mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: âLeer de HEER kennen,â want iedereen, van groot tot klein, kent Mij dan al â spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.â (Jeremia 31:33-34)
En ook:
âDe dag zal komen â spreekt de HEER â dat Ik de belofte die Ik het volk van IsraĂ«l en Juda heb gedaan, gestand zal doen. Op die dag, in die tijd, zal ik aan Davids stam een rechtmatige telg laten ontspruiten, die recht en gerechtigheid in het land zal handhaven. Dan wordt Juda verlost en de inwoners van Jeruzalem zullen in vrede leven. En de naam van de stad zal zijn âDe HEER is onze gerechtigheidâ. Want dit zegt de HEER: Er zal altijd een nakomeling van David op de troon van IsraĂ«l zitten en er zullen altijd Levitische priesters zijn die mij dienen, die brandoffers zullen brengen, graanoffers zullen opdragen en vredeoffers zullen bereiden.â (Jeremia 33:14-18)
Er zal dus een Verlosser komen, een Gezalfde. En als Hij er is, dan zullen de andere volken de God van Israël als de enige ware God erkennen.
Voor het zover is, volgt eerst het oordeel over Israël en de omringende landen, uitgevoerd door Babylon. Dat God Babylon gebruikt, wil niet zeggen dat God hun geweld, hun misdaden en hun zonden goedkeurt. Integendeel. De koning van Babylon - zo blijkt later - ziet zichzelf ook als een gelijke van God. En dus zal God uiteindelijk ook Babylon oordelen. Later worden ze verslagen door de Perzen.
Aan het einde van Jeremia zien we hoe alle voorspellingen uitkomen en hoe Jeruzalem en de tempel worden verwoest. Het boek eindigt echter met vrijwel hetzelfde slothoofdstuk als 2 Koningen. Er wordt verteld hoe koning Jojachin van Juda, na 37 jaar gevangenschap, gratie krijgt van de koning van Babylonië. Deze afstammeling mag voortaan aan het hof wonen. En zo blijft de hoop levend.
-
S4, A23 Jezus volgen is opnieuw geboren worden
-
Na de boeken van Mozes, de historische en profetische boeken komen de profetische boeken. Profeten zijn mensen die boodschappen van God doorgeven. Vaak voorspellen ze wat er in de toekomst gaat gebeuren. De profetische boeken zijn soms moeilijk te begrijpen. Zeker als het gaat om wat er in de toekomst gaat gebeuren. Toch laten de profetische boeken vooral een God zien die achter Zijn volk aanzit en hen probeert te behoeden voor misstappen. Hij is als de Echtgenoot van een overspelige vrouw. Ondanks de ontrouw van Zijn volk blijft God vechten voor het hart van Israël (én de rest van de wereld). Hij maakt duidelijk dat Israël tekort schiet als Zijn dienaar en dat er een Lijdende Knecht zal komen, die uiteindelijk Koning wordt. Dit is de Messias - de Verlosser - die de wereld zo nodig heeft.
â
Jesaja (10 minuten)
Jesaja is waarschijnlijk de bekendste profeet die we kennen. âJesajaâ betekent âDe Heer redtâ en de naam lijkt dus erg op bijvoorbeeld âJozuaâ en âJezusâ. Het Bijbelboek dat Jesajaâs naam draagt, is als het ware een mini-Bijbel. Het beschrijft de val van de mens, de gevolgen van de zonde, hoe de mens zonder God steeds verder wegzakt en hoe God uiteindelijk redding brengt.
Jesaja leefde zoân 750 jaar voor Christus. Dat is dus de tijd die in het Bijbelboek Koningen wordt beschreven. Juda en het tienstammenrijk (IsraĂ«l genoemd) leefden naast elkaar. In 722 werd IsraĂ«l verslagen door AssyriĂ« en hield het tienstammenrijk op te bestaan, precies zoals Jesaja voorspelde. Hij profeteerde ook over de ballingschap van Juda.
Het eerste deel van Jesaja is weinig hoopvol. Tussen hoofdstuk 1 en hoofdstuk 39 wordt vooral gesproken over de zonde en het oordeel van God voor mensen die volharden in hun rebellie. Vanaf hoofdstuk 40 is de toon een stuk positiever. Dan krijgen we te horen over de hoop die we vinden in God en beloften over genade, herstel en vrede.
Vier themaâs komen nadrukkelijk naar voren in dit Bijbelboek:
1. God is de Heilige van Israël;
2. Israël is Gods heilige volk;
3. Jeruzalem is Gods heilige stad;
4. God roept de heidenen (dus de mensen die niet tot het volk Israël behoren) op om Hem te aanbidden.
Ook profeteert Jesaja over de Messias (de âGezalfdeâ). Dit zijn een paar sleutelverzen:
Jezusâ geboorte: Daarom zal de Heere Zelf u een teken geven: Zie, de maagd zal zwanger worden. Zij zal een Zoon baren en Hem de naam Immanuel geven. (7:14, Herziene Statenvertaling)
Jezusâ bediening: De geest van God, de HEER, rust op mij, want de HEER heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen, heeft hij mij gezonden, om aan verslagen harten hoop te bieden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan geketenden hun bevrijding, om een genadejaar van de HEER uit te roepen en een dag van wraak voor onze God, om allen die treuren te troosten, om aan Sions treurenden te schenken een kroon op hun hoofd in plaats van stof, vreugdeolie in plaats van een rouwgewaad, feestkledij in plaats van verslagenheid. (61:1-3a)
Jezusâ lijden en dood: Maar hij was het die onze ziekten droeg, die ons lijden op zich nam. Wij echter zagen hem als een verstoteling, door God geslagen en vernederd. Om onze zonden werd hij doorboord, om onze wandaden gebroken. Voor ons welzijn werd hij getuchtigd, zijn striemen brachten ons genezing. Wij dwaalden rond als schapen, ieder zocht zijn eigen weg; maar de wandaden van ons allen liet de HEER op hem neerkomen. (53:4-6)
Jezusâ opstanding: Neig uw oor en kom tot Mij, luister, en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond sluiten: de betrouwbare gunstbewijzen aan David. (55:3, Herziene Statenvertaling)
Met dit in ons achterhoofd gaan we kijken wat er zoal gebeurd in Jesaja. In de eerste hoofdstukken zien we Gods aanklacht tegen Israël en Jeruzalem en wordt ook in detail het oordeel beschreven. Het zesde hoofdstuk is echter uniek in de Bijbel, omdat het een inkijkje geeft in de hemel. Jesaja wordt namelijk in een visioen naar de troonzaal van God getransporteerd, waar enkele hemelwezens uitroepen hoe heilig God is. Jesaja is doodsbang. Hij weet dat geen zondig mens de heilige God kan zien en dat kan overleven.
Dan gebeurt er iets bijzonders, iets wat we niet mogen missen. Een engel raakt Jesaja aan met een stukje houtskool. Het is een symbolische handeling. God zuivert Jesaja hier van zijn zonden. Dat kon vanwege het offer dat Jezus later zou brengen.
Jesajaâs opdracht
De Heer geeft Jesaja een opdracht: hij moet het volk vertellen van Gods aanstaande oordeel. We verwachten en hopen natuurlijk dat de mensen zullen luisteren en zich zullen bekeren. God legt aan Jesaja uit dat dit niet zal gebeuren. Toch moet hij deze opdracht volbrengen en trouw blijven aan Gods plan. Jesaja vraagt hoe lang hij moet profeteren. God antwoord, âTotdat de steden en huizen geheel verlaten zijn en er geen mens meer woont, tot heel het land verwoest is, Ă©Ă©n grote woestenij. Totdat de Heer de mensen heeft weggevoerd en er totale verlatenheid heerst in het land. En als er nog een tiende deel achterblijft, dan gaat ook dat in vlammen op, zoals een eik of een terebint wordt geveld voor een vuur. Er blijft slechts een stronk over, en het zaad in die stronk is heilig.â
Als het volk een bos is, dan blijft dus slechts Ă©Ă©n stronkje over. Een heel klein beetje hoop dus. Maar het zaad in die stronk is wel heilig. Dat roept de vraag op: âWie is dat heilige zaad?â
Het duurt niet lang voor God die vraag via Jesajaâs woorden beantwoordt. Eerst gaat de profeet naar koning Achaz, een afstammeling van David en de koning van Jeruzalem. Hij vertelt hem dat zijn ondergang nadert. AssyriĂ« zal eerst het tienstammenrijk verwoesten en daarna is Juda aan de beurt. Toch mag hij ook een boodschap van hoop brengen. Uit de maagd zal namelijk een zoon geboren wordt, een âImmanuelâ. Immanuel betekent âGod met onsâ. Ook zegt Jesaja, âUit de stronk van IsaĂŻ schiet een telg opâ. IsaĂŻ is een andere naam voor Jesse, de vader van David. âEn op Hem zal de Geest van de Heer rusten.â
Deze nieuwe Koning zal Gods volk bevrijden en een tijdperk van vrede en gerechtigheid zal aanbreken.
Zoals gezegd, Jesaja voorspelde niet alleen de komst van Assyrië, maar ook de komst van Babylon. Deze koninkrijken waren echte wereldmachten in die tijd, arrogant en gewelddadig. Babylon was zelfs een paar graden erger dan de Assyriërs voor hen. De Babylonische koningen beschouwden zichzelf als hoger dan alle andere goden in deze wereld. God heeft Zijn oordeel voor zowel Assyrië als Babylon als enkele andere natiën klaar.
Gelukkig is het oordeel nooit het laatste hoofdstuk dat God schrijft. Het kwaad moet worden gestraft, zeker. Maar bij God is er altijd hoop op genade, voor zowel de afstammelingen van Israël als voor de andere volken. Eerst zien we nog hoe God de aarde verwoest en zuivert, maar daarna wordt een geweldig feest beschreven op de berg Sion (waar Jeruzalem ligt). Deze feestmaaltijd is voor ALLE volken. Dus ook voor de volken die er in de eerdere passages flink van langs kregen.
De boodschap is duidelijk: het kwaad zal worden vernietigd en wie zijn hoop in de Heer vindt, mag deelnemen aan de feestmaaltijd.
Dat klinkt enerzijds zo eenvoudig, maar anderzijds is het zo moeilijk. De leiders van Jeruzalem vertrouwen bijvoorbeeld meer op militaire bescherming van Egypte dan op God. Jesaja spreekt hen daar op aan. Alleen berouw tonen en terugkeren naar God kan Jeruzalem redden van Assyrië, de grote vijand.
Hizkia luistert naar Jesaja en smeekt God om de stad en zijn koninkrijk te redden. God luistert. Hij laat een engel in Ă©Ă©n nacht 185.000 Assyrische soldaten ombrengen.
Helaas gaat Hizkia een volgende keer wel de mist in. Hij laat een groep Babylonische vertegenwoordigers alles in zijn stad zien, inclusief de tempel, de paleizen en de schatkamers. Het is een poging om een nieuwe alliantie voor bescherming te smeden. Jesaja vertelt hem dat hij een grote fout heeft gemaakt. Dat blijkt ook wel. Een eeuw later komt Babylon om Jeruzalem te vernietigen en haar schatten te roven. De inwoners worden meegevoerd naar Babylon.
Is de hoop dan toch verloren? Nee. Het boomstronkje met daarin het heilige zaad is overgebleven, precies zoals God had voorspeld.
Is Jesaja de enige schrijver?
De tweede helft van Jesaja is dan ook een stuk hoopvoller. Maar er is iets geks aan de hand. God spreekt hier namelijk alsof de ballingschap al heeft plaatsgevonden. We moeten dan ook weer even naar de tijdlijn kijken. Jesaja leefde zoân honderd jaar vóór de BabyloniĂ«rs Jeruzalem innamen en een groot deel van de bevolking meenamen (dat was in 597 voor Christus). De tempel werd tien jaar later verwoest en opnieuw werden IsraĂ«lieten meegenomen naar Babylon. Jesaja voorspelde dit al en bewees zo een profeet van God te zijn.
Het zou goed kunnen dat hij ook voorspellingen deed voor de periode na de ballingschap. Als God Jesaja honderd jaar vooruit kon laten kijken, kon Hij hem ook tweehonderd jaar in de toekomst laten zien. Maar het zou ook kunnen dat het tweede gedeelte van het boek is geschreven door profeten in de traditie van Jesaja. Zeg maar, Jesajaâs leerlingen en leerlingen van die leerlingen. In de hoofdstukken 8, 29 en 30 zegt God namelijk tegen Jesaja dat hij bepaalde zaken moet opschrijven en de boekrollen moet verzegelen. Het is mogelijk dat deze mensen die boekrollen van Jesaja later hebben geopend en deze hebben geĂŻnterpreteerd volgens de tijd waarin ze leefden.
De meeste academici geloven dat Jesaja niet alleen door Jesaja is geschreven. Zelf neig...
-
S4, A22 Jezus volgen is je hart laten breken
-
Net als je denkt dat de Bijbel niet gekker kan worden, kom je aan bij Hooglied, een Bijbelboek waar je rode oortjes van zou kunnen krijgen.
In het Engels wordt Hooglied meestal âSong of Songsâ genoemd, ofwel âLied der Liederenâ. Dat is net zoiets als âhet Heilige der Heiligenâ (de heiligste plaats van alle heilige plaatsen) en âKoning van de Koningenâ (de belangrijkste koning). Hooglied is dan ook het hoogste lied, het meest verheven lied.
De meeste Bijbelvertalingen zeggen dat Salomo de auteur van Hooglied is. Dat zou kunnen, want hij heeft meer dan duizend liederen geschreven. Maar de inhoud komt niet erg overeen met zijn leven. Het is dan ook waarschijnlijker dat het lied vóór Salomo is geschreven, als een soort terechtwijzing.
Er komen drie personages aan het woord, een man, een vrouw en de vriendinnen van de vrouw (âmeisjes van Jeruzalemâ genoemd in de NBV-vertaling). Net zoals het Bijbelboek Ester noemt Hooglied God niet bij naam, maar is Hij op de achtergrond aanwezig.
De man en de vrouw zijn fysiek erg tot elkaar aangetrokken en zijn constant op zoek naar elkaar. Je moet de metaforen die worden gebruikt om elkaars eigenschappen te omschrijven overigens niet letterlijk nemen. Dan zouden deze mensen er wel erg vreemd uitzien. Zo zegt zij over de liefde van haar leven:
âMijn lief glanst en schittert,
hij steekt boven duizenden uit.
Zijn hoofd is van goud, het zuiverste goud,
zijn lokken zijn als dadeltrossen, ravenzwart.
Zijn ogen zijn als duiven
bij een stromende beek,
die baden in water,
die gedompeld zijn in melk.
Zijn wangen zijn als balsemtuinen,
die overheerlijk geuren.
Zijn lippen zijn als lelies,
die druipen van vloeiende mirre.â
En zo gaat ze verder tot ze zelfs zijn voeten heeft beschreven. De boodschap is duidelijk: ze vindt alles geweldig aan hoe hij eruit ziet en eert ieder lichaamsdeel.
Gelukkig voor deze Bijbelse Romeo en Julia vinden ze elkaar. De gedichten eindigen telkens vóór ze gaan vrijen, net zoals in een film het beeld op zwart gaat voor zoân intiem moment. In het volgende gedicht zijn de twee geliefden weer op zoek naar elkaar en herhaalt zich de cyclus. Zo wordt voortdurend de seksuele liefde bezongen. Het is prachtig om zo lief te hebben en zo geliefd te worden.
Het verhaal heeft een open einde. De vrouw vraagt aan de man om samen weg te lopen. En dan is het afgelopen, net zoals de meeste romantische films en boeken. De twee geliefden gaan samen verder. We hopen dat ze nog lang en gelukkig leven.
Natuurlijk dringt zich de vraag op: waarom is dit boek opgenomen in de Bijbel? Wat wil God dat wij hier van leren? Ik denk dat het antwoord op deze vraag uit meerdere lagen bestaat, die los van elkaar Ă©n allemaal samen waar zijn, zoals schillen van een ui.
De meest duidelijke laag is dat je de tekst min of meer letterlijk moet nemen. Het gaat hier om een man en een vrouw die elkaar liefhebben en zich intens tot elkaar voelen aangetrokken. Een laag dieper gaat het over God en Israël. Ook God verlangt naar zijn volk en het volk verlangt naar God. God is de man in het verhaal, Israël de vrouw en de liefde is het verbond met God.
In het Nieuwe Testament schrijft de apostel Paulus aan de kerk in Efeze over de liefde van Christus voor Zijn bruid, de Kerk. Dat is de derde laag. Christus houdt van Zijn vrouw (de kerk).
Maar er is nog iets opvallends aan de bloemrijke omschrijvingen in Hooglied. De man en de vrouw gebruiken veel metaforen die te maken hebben met de natuur in het algemeen en tuinen in het bijzonder. In zekere zin doet Hooglied denken aan de Hof van Eden. Net als Adam en Eva voor de zondeval zijn de man en de vrouw in Hooglied naakt, onschuldig, nog niet aangeraakt door de zonde. Ze lijken wel volmaakt, zoals Adam en Eva eens volmaakt waren.
Is dat niet mooi? Voor elke herinnering aan hoe perfect de aarde was voor de eerste zonde, is er ook een belofte aan hoe het eens zal zijn. Als je Hooglied leest, wakkert dat hopelijk je verlangen aan naar hoe het eens weer zal zijn.
â
Samenvatting van de poëtische boeken (1 minuut)
Op het oog lijken de vijf poëtische boeken weinig met elkaar gemeen te hebben. Toch zijn er veel overeenkomsten. In Job bijvoorbeeld maken we kennis met een man die veel lijdt en niet begrijpt waarom. God beantwoordt die vraag ook niet, maar roept Job wel op om trouw te zijn. Hij vergeeft Job, herstelt en geneest hem, en uiteindelijk ontvangt Job het dubbele van wat hij heeft verloren. Job leerde Gods karakter nu pas echt kennen.
Ook in de Psalmen roepen de mensen het uit tot God. Ze mogen alles tegen Hem zeggen, zo lang ze maar trouw aan Hem blijven. âBlijf hopen op Godâ, is de boodschap. âOoit komt er Iemand die jullie zal verlossenâ. Het boek Spreuken draagt ons op âwijsâ te zijn. Dat gaat dieper dan je te houden aan allerlei waarheden en principes. Ware wijsheid is âGod vrezenâ; niet bang voor Hem zijn maar Hem wel boven jezelf plaatsen. Vertrouw op Hem.
Prediker belicht dit thema op een andere manier. Deze leraar lijkt de weg kwijt te zijn, maar ontdekt dan dat het leven wel degelijk zin heeft. Tenminste, als je op God vertrouwt. Dat is een nogal verstandelijke redenatie.
In Hooglied neemt het gevoel het over. Hier wordt de liefde tussen een man en een vrouw bezongen, maar het gaat verder dan dat. Hooglied gaat ook over de diepe liefde tussen God en Israël, én over de liefde tussen Jezus en de Kerk. Hooglied is ook een belofte. Zoals het eens was tussen Adam en Eva, en tussen God en mens, zo zal het ooit weer worden.
-
S4, A21 Op die dag zal een bron ontspringen
-
Hoe zou je het vinden, na alles wat we geleerd hebben over de inhoud van de Bijbel, om te horen dat het leven zinloos is? Lucht en leegte, even ongrijpbaar als de wind? Misschien zou je de Bijbel wel dichtslaan. Toch is dit precies wat het boek Prediker doet. Maar wacht nog even! Voor je je handen in de lucht gooit: het boek gaat veel dieper dan deze oppervlakkige visie dat het leven niets voorstelt.
Het eerste vers stelt ons voor aan âPredikerâ, een zoon van David en koning in Jeruzalem. Je kunt het Hebreeuwse woord voor Prediker, Qohelet, ook vertalen met âLeraarâ. Letterlijk betekent het zelfs âiemand die mensen samenbrengtâ. Wie deze man werkelijk was, dat weten we niet. Sommigen denken Salomo, of een latere koning. Of het is iemand die zich voordoet als een âSalomo-achtig figuurâ. Om eerlijk te zijn, het is niet heel relevant om te weten wie deze Prediker is. Prediker is namelijk niet de auteur van dit Bijbelboek, maar een personage.
Dat is een belangrijk onderscheid. Als schrijver gebruik ik personages om een bepaald punt te maken, maar dat wil niet zeggen dat ik het eens ben met wat hij/zij doet of zegt. Ik heb hem/haar wel nodig om het verhaal in een bepaalde richting te duwen. De auteur van Prediker gebruikt deze verteller op dezelfde manier. Hij introduceert Prediker, laat hem een monoloog houden en aan het eind vat hij samen wat Prediker heeft gezegd en verbindt er een conclusie aan.
âAlles is leegteâ
âLucht en leegteâ, begint Prediker. âLucht en leegte, alles is leegte.â Feitelijk zegt hij, âHet leven is als rook. Je ziet het, je voelt het, maar het is ongrijpbaar en kan zomaar uit je handen glippen.â Hij gebruikt talloze voorbeelden om aan te tonen dat het eigenlijk niet uitmaakt wat wij doen. Zo heeft Prediker als koning feesten georganiseerd waarbij de wijn rijkelijk vloeide, paleizen en wijngaarden gebouwd, goud en zilver verzameld en het bed gedeeld met vele vrouwen. Hij is er niet gelukkiger van geworden (veel van deze dingen gaan zelfs tegen de geboden van God in). Sterker nog, tragedie lag altijd om de hoek. Hij krijgt zelfs een afkeer van het leven.
Prediker is misschien daarom wel Ă©Ă©n van mijn minst favoriete Bijbelboeken. Het is allemaal zo neerslachtig en als je niet uitkijkt, ga je mee in de redenatie van Prediker en word je zelf depressief. Ik heb me zelfs vaak afgevraagd waarom dit boek eigenlijk is opgenomen in de Bijbel. Maar het punt is dat de schrijver Prediker tot de conclusie laat komen dat het leven niets voorstelt zolang hij de zin van het leven buiten God zoekt. Hoeveel mensen ken je niet die alleen maar voor feesten leven? Of voor geld verdienen? Of voor seks buiten het huwelijk en ander vluchtig genot?
Dat heeft allemaal geen zin, ontdekt ook Prediker. De tijd tikt gestaag door en niets verandert. Onrecht en verdrukking zijn van alle tijden. Uiteindelijk ga je dood en weet niemand meer wie je was. Waarom zou je ĂŒberhaupt betekenis zoeken in het leven? Waarom zou je hard werken om je doelen te realiseren? Denk eens aan alles wat het je kost! Tijd, energie, stressâŠ
Geniet van je jeugd
Toch is Prediker zich bewust van God. Af en toe benoemt hij dat we God niet moeten vergeten en dat het beter is te leven zoals Hij dat wil. Dan is het wel degelijk mogelijk om vreugde te vinden in het leven, te genieten van eten en drinken, je (eigen!) vrouw te beminnen. Hij adviseert dus dat we âlucht en leegteâ accepteren en dat we een âgematigdâ leven leiden.
Geniet vooral ook van de dagen van je jeugd, maar wel met ontzag voor God. Hier zie je weer het centrale thema van de Bijbel terugkomen, de oproep om op God te vertrouwen. Dat werkt bevrijdend. Als je op God vertrouwt, ben je namelijk in staat om te genieten van alledaagse dingen. Dan hoef je niet altijd maar âmeer, meer, meerâ.
Dat is geen gemakkelijke les, geeft de auteur in de epiloog toe. Hij zegt dat we moeten luisteren naar de wijze lessen van Prediker, ook al zijn ze zo âscherp en puntig als een ossenprikâ. Maar ga ook niet tĂ© ver. Je kunt je hele leven wel studeren om het geheim van het leven te ontrafelen, maar dat zal je niet lukken.
âAlles wat je hebt gehoord, komt hierop neer: heb ontzag voor God, leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte.â - Prediker 12:13-14
-
Lezen: Exodus 34:6-7, Genesis 22:1-14 en 1 Petrus 2:24
Herinner je je het raadsel van God nog? In Exodus 34 ging God voor Mozes langs en riep Hij uit:
De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, die trouw blijft tot in het duizendste geslacht, die schuld, misdaad en zonde vergeeft maar niet alles ongestraft laat, en die voor de zonde van de ouders de kinderen en kleinkinderen ter verantwoording roept, tot in het derde en vierde geslacht.â
Toen we het hier eerder over hadden, vertelde ik al dat er in het Hebreeuws staat dat God NIETS ongestraft laat. Dus enerzijds laat God niets ongestraft, maar anderzijds vergeeft Hij. Hoe kan dat? Dat is het raadsel van God waar het Oude Testament ons mee opzadelt.
Er is een verhaal in het Oude Testament dat dit illustreert. Israël had een koning die David heette. Deze koning pleegde overspel met de vrouw van zijn vriend. Toen zij zwanger bleek te zijn, liet hij zijn vriend omkomen. Vervolgens zegt de Bijbel dat God David vergaf. Dat is eigenlijk heel gek, want in Gods eigen wet staat dat op overspel en moord de doodstraf staat. Hoe kan God David vergeven?
Het Oude Testament geeft ons veel aanwijzingen. Laten we kijken naar een verhaal uit het leven van Abraham. Abraham is de stamvader van alle Israëlieten. God had hem een zoon beloofd, en na vijfentwintig jaar wachten krijgt Abraham eindelijk zijn zoon. Dan gebeurt er dit.
Genesis 22:1-14
Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. âAbraham!â zei Hij. âJa, ik luister,â antwoordde Abraham. âHaal je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die Ik je wijzen zal.â
De volgende morgen stond Abraham vroeg op. Hij zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, hakte hout voor het offer en ging op weg naar de plaats waarover God had gesproken. Op de derde dag zag Abraham die plaats in de verte liggen.
Toen zei hij tegen de knechten: âBlijven jullie hier met de ezel. Ikzelf ga met de jongen verder om daarginds neer te knielen. Daarna komen we naar jullie terug.â Hij pakte het hout voor het offer, legde het op de schouders van zijn zoon Isaak en nam zelf het vuur en het mes. Zo gingen die twee samen verder. âVader,â zei Isaak. âJa, mijn zoon, ik luister,â antwoordde Abraham. âWe hebben vuur en hout,â zei Isaak, âmaar waar is het lam voor het offer?â
Abraham antwoordde: âGod zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn zoon.â En zo gingen die twee samen verder. Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout.
Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten. Maar de engel van de HEER riep vanuit de hemel: âAbraham, Abraham!â
âJa, ik luister,â antwoordde hij. âRaak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet Ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt Mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.â
Toen Abraham om zich heen keek, zag hij achter zich een ram, die met zijn hoorns verstrikt was geraakt in de struiken. Hij pakte het dier en offerde dat in de plaats van zijn zoon. Abraham noemde die plaats âDe HEER zal erin voorzienâ. Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: âOp de berg van de HEER zal erin voorzien worden.â
Jezusâ schaduw
Dit verhaal over Abraham en Isaak is best heftig. Wie vraagt er nu aan een vader om zijn eigen kind te offeren? En hoe traumatisch moet dit zijn geweest voor de kleine Isaak? Het lijkt alsof God een wreed spel speelt.
Onder de oppervlakte is echter veel meer gaande. God stelde Abraham op de proef. Hij moest zijn geloof bewijzen. MAAR⊠over dit hele verhaal hangt vooral de schaduw van Jezus.
Om te beginnen antwoordt Abraham profetisch op de vraag van Isaak waar het offerlam is. âGod zal voorzien.â Dit is weer een van de namen van God. Jahweh Jireh. De Heer voorziet. De woorden van Abraham kwamen uit, want later vindt hij een ram die hij mag offeren. Een ram die hem niets heeft gekost mag in de plaats van Isaak als offer worden gebracht.
De vraag is ook: waarom vraagt God om een kinderoffer? Twee dingen zijn belangrijk om je te realiseren. Het eerste is dat Isaak geen klein kind meer is. Het Hebreeuws duidt hem aan als een jongeman. Hij is veel sterker en sneller dan zijn vader. Hij had kunnen weglopen bij zijn vader, maar hij kiest ervoor om zelf op het altaar te gaan liggen. De jongeman Isaak werkt dus mee.
Het tweede is dat Isaak de eerstgeborene is. In de tijd van het Oude Testament waren mensen minder individualistisch ingesteld dan nu. Het ging niet om persoonlijk succes of welzijn, maar om de familie of clan. De oudste zoon van een gezin, als stamvader, nam de belangrijkste plaats in. Hij kreeg het merendeel van de bezittingen, zodat de familie haar status niet zou verliezen. Alle hoop van een man rustte op de schouders van zijn oudste zoon.
Deze eerstgeborene behoort de Heer toe, benadrukt de Bijbel herhaaldelijk. Je kon hem vrijkopen door regelmatig offers te brengen (Exodus 22:29, 34:20), door hem te vervangen voor iemand die dienstdoet in de tabernakel (Numeri: 3:40,41) of door losgeld te betalen (Numeri 3: 46,47). De tiende en ultieme plaag die God losliet op de Egyptenaren was het doden van alle eerstgeborenen. Zo strafte hij de families voor hun zonden. Waarom de oudste zoon? Hij was de familie!
Dit waren allemaal wetten en gebeurtenissen die nĂĄ Abraham werden ingesteld of plaatsvonden. Maar Abraham was bekend met de principes. Als God had gevraagd om Sara te doden, zou Abraham dat niet hebben gedaan. Dat rijmde niet met zijn beeld van een rechtvaardige God. Gods opdracht was ook niet om Isaak in zijn tent te vermoorden. Nee. Hij moest hem als een brandoffer aan God geven.
Nu de Schepper vroeg om het leven van Isaak, vroeg hij om betaling van de zonden van Abraham en zijn familie. Abraham wist dat dat een terechte vraag was, daarom protesteerde hij ook niet.
De conclusie? Abraham moest betalen voor de zonden van zijn familie met het leven van zijn eerstgeborene. Toch hoeft hij dat uiteindelijk niet te doen. Isaak blijft leven, omdat God voor een plaatsvervangend offer zorgt.
Dezelfde bergen
Laten we 2000 jaar doorspoelen. We bevinden ons in dezelfde bergen als waar Abraham en Isaak destijds waren. Alleen is hier nu een stad gebouwd. En wat zien we? Een man die, net als Isaak, het hout naar boven draagt. Een man die net als Isaak zelf op het hout gaat liggen. Maar⊠anders dan Isaak sterft deze man wel.
Zijn naam is Jezus. Hij is de ram die in de struiken verstrikt zat. Hij is het plaatsvervangende offer. Abraham hoefde zijn zoon Isaak niet te offeren, omdat Jezus zijn leven zou geven. De apostel Petrus zegt het zo:
1 Petrus 2:21-25
Dat is uw roeping; ook Christus heeft geleden, omwille van u, en heeft u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem die geen enkele zonde beging en nooit bedrieglijke taal sprak. Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, Hij leed en dreigde niet, Hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt. Hij heeft onze zonden gedragen met zijn lichaam aan het kruishout, opdat wij, dood voor de zonde, rechtvaardig zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Eens dwaalde u als schapen, nu bent u naar uw herder teruggekeerd, naar Hem die uw ziel behoedt.
Christus Jezus heeft onze zonden op zich genomen. Vrijwillig. Zodat wij ons leven terugkregen. Het is verschrikkelijk dat Hij dat moest ondergaan. Toch was het nodig â om Isaak te redden, om mij te redden en om jou te redden.
Het was de enige manier om Gods raadsel op te lossen.
Bestraft God alle zonden? Ja. Kijk maar naar het kruis.
Vergeeft God zonden? Ja. Kijk maar naar het kruis.
-
Na de psalmen komen de wijze spreuken. Het is alsof God ons hier de wijsheid van de vorige generaties doorgeeft. Het boek staat vol met adviezen over hoe we ons leven moeten leiden. Maar het is belangrijk om je te realiseren dat spreuken en gezegden âalgemene waarhedenâ zijn.
Wij zeggen bijvoorbeeld, âAls er Ă©Ă©n schaap over de dam is, volgen er meerâ. Toch zou het kunnen dat je een keer een schaap de weg over ziet steken, terwijl zijn makkers blijven grazen waar ze staan. En niet iedere boer zal zijn put dempen als het kalf is verdronken.
Zo is het met de spreuken in het gelijknamige Bijbelboek ook. Er staat bijvoorbeeld, âWie te vaak feestviert, zal gebrek lijden. Wie te veel van eten en drinken houdt, wordt nooit rijkâ. De waarschuwing is dat je niet al je geld moet uitgeven aan feesten, eten en drinken. Dat is niet verstandig. Toch zijn er genoeg mensen die alleen leven voor hun eigen genot zonder dat ze failliet gaan.
Niet volgens plan
Als je je houdt aan Gods Woord zal het je goed gaan. Dat is de algemene waarheid. Maar het loopt niet altijd volgens plan. We leven in een gebroken wereld. De wijsheidsboeken zijn zich bewust van die tegenstelling. We zagen natuurlijk al de rechtvaardige Job in een geloofscrisis terechtkomen en God gaf niet aan waarom dat nodig was, waarom zijn dienaar zo moest lijden. Het is daarom raadzaam om je aan de wijsheid in Spreuken te houden, maar garanties voor een zorgeloos leven biedt het niet.
Spreuken begint met een korte introductie waarin de Bijbel zegt dat Salomo dit boek heeft geschreven. Waarschijnlijk herinner je je het verhaal uit Koningen wel waarin God aan de kersverse koning vraagt wat hij eigenlijk wil hebben. Salomo kiest wijsheid. Het is dan ook niet gek dat hij verantwoordelijk is voor een groot deel van de spreuken in de Bijbel. Maar niet allemaal.
Waarom wordt Salomo dan de auteur genoemd? Omdat hij de meest wijze man op aarde was in de oudheid. Hij is het boegbeeld van de Joodse wijsheidsliteratuur.
Opvallend is ook dat Spreuken niet alleen maar bestaat uit korte gezegden en one-liners. De eerste zeven hoofdstukken bijvoorbeeld zijn geschreven in de vorm van een vader die zijn zoon toespreekt. Hij waarschuwt hem zich niet in te laten met zondaars, maar juist wijsheid te tonen. De wijsheid waar de Bijbel het over heeft, is veel meer dan kennis hebben van iets. Bijbelse wijsheid betekent dat je de kennis toepast. Je doet goed, mijdt het kwaad en je vreest God.
âGod vrezenâ is ook een typische uitdrukking die voor misverstanden kan zorgen. Veel mensen denken dat je dus bang moet zijn voor God. Dat is niet wat hier wordt bedoeld. Als je God âvreestâ, heb je juist ontzag voor Hem. Je plaatst Hem boven jou. Je beseft dat niet jouw definitie van goed en kwaad waar is, maar dat God bepaalt wat goed en kwaad is. Je houdt je aan Zijn waarden en normen.
Daarom onderwijst de vader zijn zoon bijvoorbeeld ook over lichtzinnige vrouwen, die je niet moet bezoeken omdat je wel eens voor de verleiding zou kunnen vallen. In plaats daarvan kun je beter trouw blijven aan je eigen vrouw.
In hoofdstuk acht en negen komt plotseling âVrouwe Wijsheidâ aan het woord. âStel mijn lessen boven zilver, mijn kennis boven zuiver goudâ, zegt ze. Vrouwe Wijsheid lijkt in veel opzichten op Jezus, want ook zij haat trots en hoogmoed, leugens en kwaad. Vorsten heersen dankzij haar. Bovendien, aan het begin van de schepping, werd eerst zij - Wijsheid - geschapen. Er is ook een âVrouwe Dwaasheidâ, waarover Wijsheid zegt: âZe bazelt maar. Door haar domheid heeft ze nergens weet van.â
Dan komt een bonte verzameling spreuken over verschillende gebieden van het leven: familie, werk, vriendschap, seks, huwelijk, geld, woede, vergeving, alcohol, schulden, et cetera. Er zitten mooie pareltjes tussen, zoals:
Als azijn voor de tanden, als rook voor de ogen, zo is een luiaard voor zijn meester.
Wie zijn medemens kleineert, heeft geen verstand, iemand met inzicht zwijgt.
Wie vertrouwt op zijn rijkdom is een blad dat valt, een rechtvaardige komt tot bloei.
Andere zijn ronduit grappig. Bijvoorbeeld: âJe kunt beter in een hoekje op het dak wonen dan in Ă©Ă©n huis met een vrouw die ruzie zoektâ of âWie zijn buurman âs ochtends luid begroet, wekt de indruk dat hij hem wil vervloekenâ.
Agur ontdekt wijsheid
De laatste twee hoofdstukken van Spreuken zijn weer een verzameling gedichten. De eerste is van een man genaamd Agur, over wie we verder niets weten. Deze Agur bekent dat hij zelfs niets weet en niet over wijsheid beschikt. Dan ontdekt hij dat die wijsheid wel te vinden is in Gods Woord en hij vraagt de Heer om hem die wijsheid te schenken. Eigenlijk moeten wij als Agur zijn, is de impliciete boodschap. Ook wij kunnen wijs worden door Gods Woord te bestuderen.
De laatste gedichten zijn toegeschreven aan Lemuel, een koning die niet bij IsraĂ«l hoort. Hij deelt de wijze lessen van zijn moeder over wat het betekent om een goede, rechtvaardige leider te zijn. Het laatste gedicht is weer een âalfabet-gedichtâ waarbij elk vers begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet. Het is een lofzang op de wijze vrouw. Zij vertrouwt op Gods wijsheid en vertaalt dat naar het dagelijks leven.
En zo is Spreuken ook weer rond. Het begon met een vader die zijn zoon advies geeft om te luisteren naar Vrouwe Wijsheid en eindigt met een moeder die haar zoon vertelt over een wijze vrouw. Spreuken bevat dus advies voor iedereen in elke fase van het leven.
-
Lezen: Johannes 6:35, 8:12, 10:7-14, 11:25, 14:6 en 15:1-5
In deze les staan we niet stil bij slechts Ă©Ă©n passage in de Bijbel. We gaan luisteren naar wat Jezus over zichzelf zegt en daarbij grijpen we terug op de lessen over de uittocht.
Weet je nog dat Mozes aan God vroeg: âWie bent U?â God antwoordde: âJahwehâ. Oftewel: âIk benâ.
Later vroeg de farao aan Mozes met welke God hij had gesproken en toen zei Mozes: âMet Jahwehâ, waarop de farao antwoordde: âJahweh? Wie is Jahweh?â
God liet zien wie Hij was. Hij bracht redding voor de Israëlieten, terwijl de koppige Egyptenaren het onderspit dolven. Redding en oordeel gaan blijkbaar hand in hand. Dat wil overigens niet zeggen dat God er plezier in schept om mensen te straffen. Dat wil Hij helemaal niet doen. Daarom is Gods aanbod om vergeving te krijgen voor iedereen beschikbaar.
Dat zien we in de persoon van Jezus. In Egypte veranderde God water in bloed, Jezus verandert water in wijn. In Egypte werden de mensen ziek, Jezus genas velen. In Egypte doolden de mensen drie dagen in het duister rond, Jezus maakten blinden weer ziend. Hij was en is het licht van de wereld. God wil verlossing schenken.
Terug naar Gods naam. âIk ben âIK BENââ, zei de Heer tegen Mozes. Het is net alsof God zijn zin niet afmaakte. De Johannes die het gelijknamige evangelie schreef, was zich hiervan bewust en hij legt in zijn Bijbelboek het verband met Jezus. Zevenmaal zei Jezus: âIk benâŠâ Het is alsof Jezus de zin van zijn Vader eindelijk afmaakte. Jezus geeft een completer en scherper beeld van wie God werkelijk is.
Laten we de zeven âIk benâ-uitspraken van Jezus eens onder de loep nemen. Wat leren die ons over God?
Jezus is het brood dat leven geeft
Nadat Jezus duizenden mensen had gevoed met brood dat op wonderlijke wijze was vermenigvuldigd, kwamen de mensen terug. Ze wilden meer. Niet meer God, maar meer brood. Brood waar ze niet voor hoefden te werken. De mensen projecteerden hun verlangens naar vrijheid en welvaart op Jezus.
Maar Jezus drong erop aan om voedsel te zoeken dat eeuwig leven geeft. Ze moesten Gods wil doen en in Hem geloven. Ze vroegen Jezus om een teken. Kon Hij weer brood uit de hemel laten neerdalen? Precies zoals Mozes had gedaan?
De dag daarvoor had Hij de hongerige mensen te eten gegeven, omdat ze honger hadden. Nu stelden ze Hem op de proef.
Maar Jezus zei: âWerkelijk, Ik verzeker u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader; Hij geeft u het ware brood uit de hemel. Het brood van God is het brood dat neerdaalt uit de hemel en dat leven geeft aan de wereld.â âGeef ons altijd dat brood, Heer!â zeiden ze toen. âIk ben het brood dat leven geeft,â zei Jezus. âWie bij Mij komt zal geen honger meer hebben, en wie in Mij gelooft zal nooit meer dorst hebben. Maar Ik heb u al gezegd dat u niet gelooft, ook al hebt u Me gezienâ (Johannes 6:32-36).
Jezus is het Brood dat leven geeft. Geestelijk leven. Eeuwig leven. We zullen geestelijk gezien altijd honger hebben, tenzij we ons voeden met Jezus. Hoe doe je dat? Door Gods Woord te lezen, en door gehoorzaam te zijn. Door in Jezus te geloven. Dan wordt Jezus jouw levensbron.
Jezus is het licht van de wereld
Jezus gaat tijdens het Loofhuttenfeest naar Jeruzalem. Met dit feest herdenken de IsraĂ«lieten de uittocht uit Egypte en het ontvangen van Gods wet. De Joden staken kaarsen in grote menoraâs (zevenarmige kandelaren) aan die de tempelberg verlichtten. Dit licht stond symbool voor het licht dat de messias ooit zou brengen.
Tijdens (of net na) dit feest zegt Jezus in het bijzijn van veel mensen: âIk ben het licht voor de wereld. Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft.â
Hij zegt dus eigenlijk: âIk ben de messias. Ik bevrijd je uit deze donkere wereld vol zonde. Ik laat je de juiste weg zien dat naar het leven leidtâ (Johannes 8:12). Geestelijk leven. Eeuwig leven.
Jezus is de deur
In gesprek met zijn tegenstanders zegt Jezus dat Hij te vergelijken is met een herder die voor zijn schapen zorgt. De mensen zullen Hem volgen, niet de farizeeën. Ze lijken niet te begrijpen wat Hij bedoelt.
Daarom vervolgde Hij: âWerkelijk, Ik verzeker u, Ik ben de deur voor de schapen. Zij die vóór Mij kwamen waren allemaal dieven en rovers, maar naar hen hebben de schapen niet geluisterd. Ik ben de deur: wanneer iemand door Mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vindenâ (Johannes 10:7-9).
Wij zijn de schapen. De valse leraren zijn dieven en rovers. De stal en de weidegrond zijn Gods koninkrijk. Jezus is dan de deur die toegang geeft tot Gods koninkrijk.
Jezus is de goede herder
Jezus voegt hier direct aan toe: âIk ben de goede herder. Een goede herder is bereid zijn leven te geven voor de schapenâ (Johannes 10:11).
Hij laat zien dat Hij bereid is om alles te geven voor de mensen die Hem volgen. Op een andere plek in de Bijbel heeft Jezus het over schapen en bokken. Schapen zijn volgzaam, bokken eigenwijs. Wie bereid is een schaap te worden, volgt de goede herder. De herder is bereid zijn leven te geven voor het schaap.
Deze woorden van Jezus zouden ook uitkomen. Hij zou zich laten doden om ons te redden.
Jezus is de opstanding en het leven
In Johannes 11 vinden we het dramatische verhaal van de dood van Jezusâ vriend Lazarus. Jezus komt bewust te laat om hem te genezen. Hij wil Lazarus uit de dood opwekken. Waarom? Als teken van wat Hij tegen Lazarusâ zus Marta zegt:
âIk ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in Mij gelooft zal nooit sterven. Geloof je dat?â
Dit is de hoop voor iedereen die met verdriet, lijden en dood te maken heeft. Jezus heeft de macht over de dood. Iedereen die in Hem gelooft, zal weer opstaan. Jezus bewees dat door Lazarus tot leven te wekken en door zelf het graf te overwinnen.
Jezus is de weg, de waarheid en het leven
Tijdens zijn afscheidstoespraak deelt Jezus belangrijke lessen met zijn discipelen. EĂ©n daarvan is dat Hij onthult dat Hij de weg, de waarheid en het leven is. Johannes schrijft:
Jezus zei: âIk ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij. Als jullie Mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie Hem, want jullie hebben Hem zelf gezien.â (Johannes 14:6)
Jezus is de weg naar God. Zijn getuigenis over zichzelf en over God is de waarheid. Hij en alleen Hij schenkt ons het leven.
Jezus is de ware wijnstok
Diezelfde avond zei Jezus tegen zijn leerlingen:
âIk ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijnbouwer. Iedere rank aan Mij die geen vrucht draagt snijdt Hij weg, en iedere rank die wel vrucht draagt snoeit Hij bij, opdat hij meer vruchten voortbrengt. Jullie zijn al rein door alles wat Ik tegen jullie gezegd heb. Blijf in Mij, dan blijf Ik in jullie. Een rank die niet aan de wijnstok blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen. Zo kunnen jullie geen vrucht dragen als jullie niet in Mij blijven. Ik ben de wijnstok en jullie zijn de ranken. Als iemand in Mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vruchten voortbrengen. Maar zonder Mij kun je niets doen.â
Dit is een duidelijke verwijzing naar het Bijbelboek Jesaja. Hierin is een gedicht opgenomen dat Israël vergelijkt met een wijngaard en God met een wijnbouwer die teleurgesteld is over de opbrengst.
Nu zegt: âJezus, Ik ben de ware wijnstok.â Oftewel: Jezus vervult de rol van IsraĂ«l. Hij zal namens IsraĂ«l vrucht dragen. Hij doet wat IsraĂ«l niet kon en wat wij niet kunnen: de wet vervullen.
Jezus voldoet aan Gods standaard. En wij dan? Wij ook, zolang wij op Jezus geĂ«nt zijn. Dat wil zeggen: zolang wij ons leven in Jezusâ handen leggen, op Hem vertrouwen voor onze verlossing, en zijn wil doen.
Jezus is JHWH
Toen God in het Oude Testament aan Mozes zijn naam onthulde, bleef Hij nog wat mysterieus. Het was net alsof Hij zijn zin niet afmaakte. Jezus maakte Gods zin af. Zeven keer nog wel. Daarmee zegt Hij eigenlijk: âIk ben Jahweh. Dit is wie Ik ben.â
Dat legt de vraag bij ons neer. Geloven wij wat Jezus over zichzelf zegt? Zo ja, voeden we ons met Hem? Wandelen we in het licht met Hem? Openen wij via Hem de deur naar het koninkrijk? Luisteren we naar zijn stem? Houden we ons vast aan zijn belofte dat Hij de dood heeft overwonnen? Volgen we Hem op de weg van de waarheid die naar het leven leidt? Blijven we in Christus Jezus, ook als het moeilijk wordt?
-
Psalmen betekent letterlijk: aanbiddingsliederen. Dit Bijbelboek bestaat uit 150 gedichten en gebeden die op muziek gezet zijn. Ergens tijdens de periode van ballingschap zijn deze 150 gezangen verzameld en op papier gezet. Ze komen uit allerlei verschillende tijdsperioden. Zo worden maar liefst 73 psalmen aan David toegeschreven, maar er zijn ook gedichten van Mozes en Salomo opgenomen, en verder psalmen van verschillende aanbiddingsleiders uit de tempel. Toch is van een derde van de psalmen niet bekend wie de auteur is.
Klaagliederen en lofliederen
Er zijn eigenlijk twee soorten psalmen: klaagliederen, waarin de mens het uitroept tot God, en lofliederen, waarin God wordt verheerlijkt. Meestal als ik de Bijbel van begin tot eind lees, gebruik ik de pauzes op mijn werk om telkens even een psalm te lezen. Dan hoef je niet 150 korte en lange gedichten achter elkaar te lezen. Maar toch is het goed om de Psalmen een keer op hoofdlijnen door te lezen. Dan zie je namelijk dat er in het begin veel meer klaagliederen dan lofliederen zijn. Naar het einde toe zijn er juist meer lofliederen dan klaagliederen. We komen daar nog op terug.
De meeste Bijbelvertalers delen het boek âPsalmenâ weer op in vijf delen. In de NBG-vertaling van 1951 staat boven Psalm 1 bijvoorbeeld âBoek 1â. Boek 2 begint bij Psalm 42, het derde bij Psalm 73, het vierde bij Psalm 90 en het vijfde bij Psalm 107. In de oorspronkelijke tekst wordt dat onderscheid niet gemaakt. Vandaar dat de NBV-vertaling van 2004 geen tussenkopjes heeft met boek 1, boek 2, enzovoort.
Toch helpt de indeling in vijf verschillende boeken ons wel om de grote lijnen te zien. Zo zijn de slotregels van elk Psalmboek telkens iets in de trant van âGeprezen zij de Heer, de God van IsraĂ«l, van eeuwigheid tot eeuwigheidâ. Een belangrijk doel van de psalmen is dus om ons te helpen God te prijzen, in goede en slechte tijden.
Verdieping van Mozesâ boeken
Hoewel Psalm 1 en 2 meestal tot boek 1 worden gerekend, vormen ze eigenlijk de introductie van de 148 andere psalmen. Psalm 1 eert mensen die zich dag en nacht in de Wet verdiepen. Met de âWetâ wordt de âThoraâ bedoeld. Thora betekent âonderwijsâ, maar verwijst natuurlijk ook naar de eerste vijf boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. De Thora bestaat dus uit vijf boeken en Psalmen ook. Daarmee geven de psalmen een verdieping aan wat al wordt beschreven in de boeken van Mozes. Ze moeten ons helpen om ons al biddend aan Gods Woord te houden (niet alleen aan de boeken van Mozes).
Psalm 2 is een gedicht over de Messias die uit de geslachtslijn van David zal komen. God geeft deze Koning de heerschappij over alle volken en het kwaad zal worden weggevaagd. âGelukkig wie schuilen bij Hemâ, zegt de psalmist aan het eind.
Psalm 1 prijst de mens die zich aan Gods Wet houdt en Psalm 2 de mens die op de door God gezalfde Koning vertrouwt. Dat is eigenlijk de hele boodschap van het Oude Ă©n Nieuwe Testament! En de overige psalmen gaan telkens over deze twee themaâs.
Psalm 15 bijvoorbeeld roept op tot vasthouden aan het verbond dat God met Israël heeft gesloten. Vervolgens zien we in Psalm 16, 17 en 18 we hoe David vertrouwt op God in moeilijke tijden. Psalm 19 motiveert de lezer of luisteraar weer om zich aan Gods Wet te houden, terwijl de psalmen 20 tot en met 24 weer gedichten over de Messias - de toekomstige Koning - zijn en hoe we Hem moeten vertrouwen. Hij zal ons verlossen en ons leiden naar groene weiden, waar we kunnen rusten.
Boek 2
Boek 2 begint met psalm 42 en 43, die eigenlijk Ă©Ă©n gedicht vormen. Ze gaan over een man die bedroefd en zelfs depressief is. Hij zit in de put van wanhoop, maar hoopt op Gods verlossing. Hij verlangt terug naar de tempel in Jeruzalem. Zijn diepere verlangen is naar de Messias, die Gods koninkrijk op aarde zal vestigen. Dit Psalmboek eindigt met Psalm 72, waarin God wordt gevraagd de wetten en de gerechtigheid aan de Koning te geven, zodat er vrede zal zijn. Hij zal definitieve bevrijding brengen. Als je deze psalm leest, zou je willen dat het al zo ver was. In die tijd worden namelijk alle beloften vervuld.
Boek 3
In het derde Psalmboek zijn veel klaagliederen opgenomen. Er wordt veel gesproken over Gods oordeel, zowel in positieve als in negatieve zin. De psalmen zijn als een spiegel voor onze ziel. Ze helpen ons reflecteren op onze trouw, of het gebrek daaraan. Opnieuw zien we dat de mens het niet van de eigen kracht moet hebben. We kunnen alleen maar op God vertrouwen. In de laatste psalm van boek 3 vraagt de dichter dan ook aan God of Hij zich aan zijn belofte wil houden en trouw wil blijven aan David en zijn nakomelingen.
De serie psalmen die volgt op boek 3 is feitelijk een soort antwoord op de geloofscrisis waarin Israël tijdens de ballingschap terecht is gekomen. De opening is een gezang van Mozes, dat hij schreef nadat het volk een gouden kalf had gemaakt. Hierin doet hij een hartstochtelijk oproep aan God om niet in de steek te worden gelaten. Hij smeekt om genade.
Boeken 4 en 5
In boek 4 zijn ook psalmen die God prijzen als de ware Koning van de wereld en de hele schepping wordt opgeroepen Hem te aanbidden, want in de toekomst wordt Gods koninkrijk van recht en vrede gevestigd.
In het laatste psalmboek wordt beschreven dat God luistert naar de mens en een keer zal brengen in de situatie door een nieuwe Koning te sturen. God zal verlossing brengen. Voor het volk in ballingschap maar ook voor de mens die vandaag de dag leeft.
We vinden hier ook Psalm 119. Het is het langste hoofdstuk in de Bijbel. Ieder couplet van dit lied begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet. Het is Ă©Ă©n grote lofzang op God, Zijn wetten, Zijn trouw, Zijn goedheid en Zijn rechtvaardigheid. De focus ligt op Gods Woord, dat door de auteur wordt omschreven als een âlamp voor mijn voet, een licht op mijn padâ.
Psalmen eindigt met vijf lofdichten, waarin God wordt groot gemaakt. De hele schepping moet Hem aanbidden. In de NBG-vertaling van Psalm 148 wordt gezegd dat God, âvoor Zijn volk een hoorn heeft verhoogdâ. De NBV zegt dat âHij het aanzien van het volk heeft verhoogdâ, maar letterlijk staat er âhoornâ. Deze hoorn is de hoorn van een stier, die door een leger werd gebruikt om op te blazen als de overwinning was behaald. In deze psalm is de hoorn een symbool voor de overwinning van de Messias.
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van een rijke collectie gebeden die reflecteren op goed en kwaad, hoop en wanhoop, geloof en ongeloof, trouw en ontrouw, oordeel en redding. We worden opgeroepen ons te houden aan Gods Wet, zien dat we tekort schieten en beseffen dat alleen God de oplossing heeft. Die oplossing is een Persoon, de gezalfde Koning.
In dat spanningsveld leven we. We hebben hoop, maar leven nog wel in een wereld vol duisternis, pijn en verdriet. We mogen ons daarover beklagen bij God. Tegelijk mogen we Hem aanbidden voor wie Hij is, voor wat Hij heeft gedaan en voor wat Hij nog gaat doen.
- Montre plus