Episoder
-
Aan de hotelschool in Oostende geeft Hubert Decleer ook les aan een zekere Arnaud Hintjens. Maar die is meer geïnteresseerd in de vinylplaten van de meester. Arno zuigt de muziek van over het water op in de clubs in de Langestraat, zoals de Groove, waar de Moody Blues speelt en Eric Burdon van The Animals aan de toog hangt. Met zijn eerste groepje FreckleFace repeteert hij in een kelder aan de Koninklijke Gaanderijen. En hij kookt voor Marvin Gaye.
-
In 1838, met de opening van de spoorlijn vanuit Brussel, wordt Oostende de zomerhoofdstad van het land. Ook voor Leopold I, die een herenhuis huurt in de Langestraat als koninklijke residentie. Vanuit de belvedère kan koningin Marie-Louise naar de zee kijken. Onder Leopold II bloeit Oostende helemaal open. Zijn eerste minister en toekomstig Nobelprijswinnaar voor de Vrede, August Beernaert, is een geboren en getogen Oostendenaar.
-
Mangler du episoder?
-
Jan Van Dorp bezingt de avonturen van Oostendse kaper Marinus De Boer in "Flamand des Vagues", bij Jacqueline Harpman vlijt een jonge meisje zich uitnodigend neer in "La plage d'Ostende" en Georges Simenon doorgrondt de ziel van de stugge Oostendse vissers in "Vlucht uit Oostende". Stefan Zweig en Joseph Roth belanden in Oostende omdat het een vrije stad is. De schrijvers vergeten er hun zorgen en vieren er hun verderfelijke vriendschap.
-
In 1930 wordt de jonge Henri Storck benoemd tot 'officiële cinegrafist' van de stad. Zijn eerste kortfilms zijn pure reclame. In de jaren 50 ontvangt de Ritz, 'le cinéma le plus confortable d’Ostende', de Amerikaanse acteur Richard Widmark. Het is aan Henri Storck te danken dat Oostende een filmstad wordt. Raoul Servais is 'de magiër van Oostende', een pionier en een reus van de animatiefilm. Staat in 1979 met een gouden palm op het podium in Cannes naast Francis Ford Coppola.
-
De Koninklijke Gaanderijen zijn gebouwd door Leopold II, maar het is Léon Spilliaert die de zuilengang verzekert van een eeuwig leven. Spilliaert groeit op in de familiezaak, een parfumwinkel in de Kapellestraat. Als hij naam begint te maken als schilder, zijn Emile Verhaeren en Stefan Zweig bij de eerste kopers. Constant Permeke groeit op in Oostende, maar maakt carrière in Sint-Martens-Latem. Maar als zoon van de zee zal hij zijn leven lang een band hebben met Oostende en de vissersbevolking.
-
Hugo Claus is in de ban van Roger Hermans, eigenaar van Hôtel de Londres op de zeedijk. Hij traint in de bokszaal van Theo Van Haverbeke, met de handschoen van zwaargewicht Karel Sys. Claus schrijft zijn debuutroman De Metsiers (1951) in Oostende. Eric De Kuyper is een man van de wereld en een liefhebber van de zee. Hij komt graag in Oostende en schrijft er mooi over in Aan zee: taferelen uit de kinderjaren (1988). Mathieu Corman, is nog een literaire hoogvlieger uit Oostende.
-
Het is de Belle Epoque, Oostende is mondain. Het Kursaalorkest van Léon Rinskopf is vermaard. Camille Saint-Saëns en Johann Strauss dirigeren er hun composities. Enrico Caruso geeft uitverkochte recitals. Na de Tweede Wereldoorlog komt het massatoerisme op. Maar de affiches van het nieuwe Casino-Kursaal blijven wereldklasse: Charles Aznavour, Duke Ellington, Edith Piaf, Art Blakey, Nina Simone en natuurlijk Jacques Brel.
-
In de Vlaanderenstraat 27 schildert Ensor bijna al zijn werken, waaronder Christus bedaart de storm (1891). In Jésus Christ en Flandre ontpopt Hij die Redding brengt zich tot lifeguard van de veerboot uit Cadzand die dreigt te kapseizen. In De Oestereetster (1882) laat Ensor zijn zus Mitche smikkelen van de geneugten op de gedekte tafel, terwijl hij onnavolgbaar met licht en kleur tovert. De wapenspreuk van de kunstenaar: Pro luce nobilis sum - Voor het licht ben ik edel. Shine on, master Ensor.